Brabant heeft geen uitstaans met de Slag der Gulden Sporen van 11 juli 1302 aan de Groeningekouter. Die veldslag heeft het Vlaanderen van vandaag zijn vlag, zijn volkslied en zijn feestdag geschonken. Dit en nog veel meer vertelt Ward Caes in een gesprek dat ik met hem had dat onlangs werd gepubliceerd in een lokaal tijdschrift uit Haacht-Station, het Stationneke. Ik neem het hier graag (min of meer) over.
Ward Caes heeft iets met de Dijle. Hij is opgegroeid in Werchter, op een boogscheut van waar Dijle en Demer samenvloeien. Hij heeft gestudeerd in de Dijlestad Leuven en hij woont in een van de oudste huizen van Mechelen, het Tolhuis in Battel, alweer vlakbij de Dijle. Hij belandde bij de scouts van Haacht-Station toen hij vijftien was via het lief van zijn oudere zus, die er in de verkennerleiding stond. Daar geraakten we bevriend. Ward maakte bij de Brigands, de scouts van Haacht-Station, nog twee verkennerjaren en een jinjaar mee vóór hij zelf in de leidingsploeg van de verkenners stapte.
Ik tref Ward in De Bastide, de wijnbar die Joan De Pauw in Haacht (nog even) uitbaat, ook een oudleider van de Brigands met wie ik bevriend ben van in de lagere school. Het is er altijd een prettig weerzien voor scouts. ‘Ongelofelijk eigenlijk, hoe je als jonge leider van amper achttien jaar verantwoordelijk wordt voor de begeleiding van jongeren die in hun puberjaren nog allerlei apenstreken en kattenkwaad willen uithalen’, zegt Ward. ‘Je raakt pas op latere leeftijd van die verantwoordelijkheid echt doordrongen. Op kamp gaan met de fiets, al je materiaal meezeulen, onderweg eten versieren en dat met weinig middelen moeten klaarmaken, een programma bedenken om je gasten bezig te houden. En erop toezien dat alles in goede banen verloopt. Een enorm waardevolle leerschool.’
Ward studeerde archeologie in Leuven, waar hij met grote onderscheiding afstudeerde. ‘Ik kan geen oneffenheid in een landschap zien zonder me af te vragen hoe die daar gekomen is.’ Na zijn studies kon hij als gewetensbezwaarde zijn burgerdienst doen in de afdeling Archeologie aan de KU Leuven. ‘Maar voordien was ik als student al gaan kijken naar de opgravingen van het Kasteel van Roost, langs de Dijle in Haacht. Daar leerde ik Jo Van De Sande en Marc Verbeeck kennen. Die laatste, de latere burgemeester van Haacht die enkele jaren geleden is overleden, leidde als archeoloog de werken.’
‘Jo had in oude kaarten ontdekt dat er in Haacht een kasteel moest hebben gestaan. Aan de hand van luchtfoto’s is hij erin geslaagd de locatie te traceren. Bij de opgravingen werden er de funderingen van blootgelegd en aan de hand van de verkleuringen in de grond kon ook bepaald worden waar de slotgracht lag. Zo kon de ontwikkeling van het kasteelgebouw met alle verschillende verbouwingen in die vier- tot vijfhonderd jaar dat het er heeft gestaan, ontsluierd worden.’
Na de opgravingen van het kasteel van Roost richtte Jo Van de Sande de Haachtse Geschied- en Oudheidkundige Kring (Hagok) op. Ward werd meteen bij Hagok betrokken. Hij mocht later de opgravingen leiden van het Hof ter Hofstad, vlakbij de Kraeneveldhoeve tussen Haacht, Werchter en Wakkerzeel. ‘We hadden op een middeleeuwse kaart van Karel van Croy een merkwaardige fout gezien in de locatie van de Kraeneveldhoeve. Op ongeveer die plaats stond namelijk een gebouw met een donjon getekend, een woontoren, dat namelijk niet overeenstemde met die hoeve. Het had natuurlijk gekund dat de kaart niet nauwkeurig was, de cartografie stond ook nog in zijn kinderschoenen. Maar ik vermoedde dat er naast de Kraeneveldhoeve vroeger een ander gebouw stond. En toen we daar begonnen graven, zijn we effectief gestoten op de resten van wat het Hof ter Hofstad zou blijken te zijn, een hofstede die daar ongeveer heeft gestaan van 1250 tot het einde van de negentiende eeuw, met zeven bouwfasen die voorafgingen aan de bouw van de Kraeneveldhoeve.’
Hagok bestaat inmiddels dertig jaar. Ward kijkt blij en fier terug op de verwezenlijkingen van de bloeiende vereniging. ‘Het is een prestatie, die kring al die tijd draaiende houden. Met drie keer per jaar een tijdschrift met artikelen over de geschiedenis van onze regio in de driehoek Aarschot-Leuven-Mechelen en de kern daarvan, de fusiegemeente Haacht en zijn buurgemeenten. Alleen al dankzij dat tijdschrift is de geschiedschrijving van onze streek er met reuzensprongen op vooruitgegaan.’ Hoeveel tijd Ward en zijn vrouw Els, die ook archeoloog is, samen met tientallen vrijwilligers en studenten archeologie die bij hem stage liepen in hun vrije tijd in opgravingen allerhande hebben gestopt, durft hij niet berekenen.
In 2014 organiseerde Ward Caes met Hagok een fietstocht die een deel van de veldtocht van het Belgische Leger in het begin van de Eerste Wereldoorlog in de streek volgde. Ward deed dit aan de hand van een Franstalig boek van een zekere Marcel Duwez, achter wie de dokter Max Deauville schuilging, een vrijwillige legerarts die van die tocht een beklemmend dagboek bijhield en het later onder schuilnaam als boek heeft uitgegeven. We passeerden langs het schooltje van Wakkerzeel, waar hevig gevochten is en waar de Tiendenschuur als EHBO-post was ingericht voor de veldslag.
Die bloedige strijd vond plaats in de weiden tegen de spoorweg in Tildonk, aan de achterkant van de onlangs afgebrande brouwerijhoeve Hof ten Dormaal, waar de fietsers een goed glas bier dronken. De deelnemers aan de fietstocht leerden hoe de Eerste Wereldoorlog in die velden van Hambos het leven kostte aan een duizendtal soldaten en hoe die Grote Oorlog veel omvattender en wreder was dan het dominante beeld dat na honderd jaar is blijven hangen van een heldenstrijd in de ondergelopen IJzervlakte.
‘De geschiedenis is veel rijker dan we vermoeden’, zegt Ward. ‘En vaak ook anders dan we leren op school. Neem nu de Slag der Gulden Sporen uit 1302. In onze kennis van de geschiedenis gaat die door als een belangrijke veldslag, waarin een boerenleger van Vlaams voetvolk het rijke Franse ridderleger met zijn gouden sporen in de pan hakte. Wat veel minder mensen weten, is dat vazallen van de Hertog van Brabant in die strijd mee aan de Franse kant vochten. Voor Brabanders is de Slag van Woeringen uit 1288, waar Willem van der Hofstad uit Haacht aan deelnam, eigenlijk interessanter dan de Guldensporenslag.’
Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘In die Slag van Woeringen’, vertelt Ward, ‘vocht het hertogdom Brabant voor zijn ontvoogding van het machtige Prinsbisdom van Luik. Het won de Slag, waardoor Limburg bij Brabant werd gevoegd. Over de Slag van Woeringen is een epos op rijm bewaard van Jan van Heelu, waarin Willem van der Hofstad voorkomt. Willem heeft in het heetst van de strijd het leven van Hertog Jan Primus gered. Toen de hertog van zijn paard was afgeslagen en een makkelijke prooi voor de vijand was, heeft Willem zijn eigen paard afgestaan aan de hertog.’ We nemen een slok van ons bier en Ward gaat verder.
‘Waarom is dit verhaal zo belangrijk? Het toont aan hoe wij als Brabanders eigenlijk geen uitstaans hebben met de geschiedenis van het Graafschap Vlaanderen aan de Groeningekouter. Toch is de Guldensporenslag iconisch geworden in de ontvoogdingsstrijd van de Vlamingen in België. Op al de Vlaamse scholen wordt er over verteld, we noemen onszelf vandaag Vlamingen die in Vlaanderen wonen en we hielden we aan die lezing van de geschiedenis onze vlag, ons wapen en ons volkslied over.’
…en de scherf van Rakka
Als de laatste gasten uit de Bastide zijn vertrokken, blijven Ward, Joan en ik tot een gat in de nacht discussiëren over muziek, kunst en cultuur, wat het met een mens doet en hoe de overheid het hoort aan te moedigen. En uit het niets borrelt Ward’s misschien wel mooiste anekdote boven: de scherf van Rakka.
‘Bij de opgravingen van het Hof ter Hofstede hebben we een scherf gevonden.’ Hij wijst naar het schaaltje midden op de tafel waarin alleen een schaambrokje is achtergebleven. ‘Een kleine scherf, niet groter dan dat chipsje. Maar ik kon hem maar niet thuisbrengen. Wat een vreemd materiaal. In die tijd werkte ik in Brugge op de archeologische dienst en ik besloot raad te vragen bij de stadsarcheoloog. In Brugge, dat in de middeleeuwen erg ruime handelsbetrekkingen onderhield, had men meer ervaring met vreemde vondsten.’
De stadsarcheoloog kon de scherf ook niet direct benoemen maar bevestigde wel dat ze niet van Europese origine was. ‘Na wat zoeken vermoedden we dat hij uit het Midden-Oosten afkomstig was. We stuurden een staaltje naar een specialist in import-aardewerk uit de 12de en 13de eeuw in Groot-Brittannië. En die wist ons te vertellen dat de scherf uit het huidige Syrië komt, meer bepaald uit de stad Rakka.’
Die stad kwam vorig jaar nog in het nieuws, toen de strijders van ISIS, de voorloper van Islamitische Staat, de stad veroverden. In juni vorig jaar riep IS Rakka uit tot de hoofdstad van het IS-kalifaat. ‘Welnu, die scherf is een stukje van een zalfflesje, waarin geurige oliën of medicijnen werden bewaard. Het potje zelf was van weinig waarde, het was meegekomen naar Haacht om zijn inhoud. Mijn hypothese is dat het van de kruisvaarten werd meegebracht. In het Hof ter Hofstede woonden immers ridders van de Heren van Rotselaar. Die Heren waren op hun beurt leenmannen van de Hertog van Brabant. Ik vermoed dus dat een kruisvaarder uit Haacht mee is geweest op kruistocht met zijn hertog. Maar die hypothese moet nog worden gestaafd.’
Ik kijk op mijn uurwerk. Oei, over enkele uren gaat de wekker al. We stommelen de Bastide uit. Ik vraag me af of de foto’s ter gelegenheid van het boeiende interview gelukt zullen zijn. En onder een bevroren sterrenhemel huiswaarts stappend, realiseer ik me dat veel andere boeiende zijden van het leven van Ward in ons urenlange gesprek vol herinneringen, verhalen en avonturen niet eens aan bod zijn gekomen: zijn ervaringen als docent aan Thomas More bijvoorbeeld, of zijn belevenissen als conservator van het Diamant- en Zilvermuseum en de jaren als projectleider van Lineart, de internationale kunstbeurs in Gent. Hoeveel watertjes heeft hij al niet doorzwommen, bedenk ik. Net als ik trouwens.
Ik zie ons als jonge kerels terug op de Oosterschelde zeilen op de Albatros, in de ondergaande zon dromend over hoe onze levens zullen voortvaren. Sommige scoutsleiders van toen zijn er vandaag niet meer. Philippe Cardyn, Raf Smekens en Freddy Huysmans zijn alleen nog in gedachten bij ons. Philippe, die aan de helmstok zit, roept ‘klaar om te wenden?’ ‘Jaaaa!’ En hup, we gaan overstag en varen weer verder op een nieuwe koers.
Met grote interesse , en stijgende verbazing , legt u een dubieus oud zeer bloot.En ik dacht ,dat ik alleen was….De totaal miskende slag van Woeringen , heeft de populaire geschiedenisboeken niet gehaald .Conscience heeft een verkeerd boekje uit de vergetelheid opgediept.De man die zijn volk “leerde lezen” , had natuurlijk ook niet verwacht , dat zijn heruitgave , zo’n fenomenaal conscensus zou gaan betekenen .Tonnen papier en hecto-liters inkt waren nodig ,om het gebeuren op de Groeningerkouter te laten afstralen als een ware zegen.Met alle respect : dat was ook zo.Slechtbewapende en niet ge-oefende “militairen in spe” ;die eer valt niet altijd te beurt.
Op de Donderslagheide (Meeuwen-Sinterklaasdag) hadden ze minder geluk..
Men kan natuurlijk altijd wel een panel samenstellen , die de pro’s en contra’s zal verdedigen m.b.t. wélke slag nu de de meest voor de hand liggende is : Woeringen of Kortrijk.Ingewijden en historici wéten het wel degelijk ;maar de lippen “are sealed” .De Roomse Kerk , de Bijbel en de Koran , laat je ook beter met rust.
En zoals u het stelt : ook de (Belgisch )Limburgse (Loon dus) geschiedenis , is niét deze van Vlaanderen .Verre van .Gefeliciteerd met uw bijdrage !
LikeGeliked door 1 persoon