Op pinkstermaandag brachten we een bezoek aan Kazerne Dossin in Mechelen, het nieuwe museum over de holocaust en de mensenrechten. Het onderwerp houdt me al jaren bezig. Met haar lange zijde ligt de Dossinkazerne langs de Mechelse vest. Het witte museum werd pal rechtover de korte zijde met de ingangspoort neergepoot. Hoewel het nog maar enkele maanden geleden officieel open ging, zijn de maneblussers nu al fier op dit landmark. En ik eigenlijk ook. In een mum van tijd kreeg Kazerne Dossin 50.000 bezoekers over de vloer.
Druk discussiërend met mijn vrouw was ik uit het oog verloren dat je vanaf de vest niet langer de Goswin de Stassartstraat mag inrijden, de straat tussen de historische kazerne en het massieve museumgebouw. Ik kon me wel voor het hoofd slaan. Noodgedwongen voortrijdend op de Edgard Tinellaan had ik twee mogelijkheden: rechtdoor naar de parking op het Rode Kruisplein, of linksaf de Sint-Katelijnestraat in. Behoorlijk opgenaaid om mijn eigen onoplettendheid, koos ik voor de tweede optie. Het licht sprong op groen en ik sorteerde voor om linksaf de stad in te rijden. De wagen voor me stond op het kruispunt te pinken en verleende vanzelfsprekend het uit de tegenoverliggende richting komend verkeer voorrang. Zo zag ik me plots geblokkeerd staan, pal op het zebrapad. Voor de voetgangers was het licht ook op groen gesprongen. Twee kinderen staken in het gezelschap van een vrouw met een zwarte hoofddoek de straat over. De vrouw, op wiens bovenlip ik minstens de schaduw van een snor meende te zien, zocht oogcontact en jammerde luid in het Mechels Marokkaans.
‘Hela, gij staat hier wel op het zebrapad hé! Hoe moeten wij nu oversteken?’
Haar donkere karbonkels vlamden. Ik verloor mijn zelfbeheersing. Kwaad liet ik mijn elektrisch raampje zakken zodat ze me goed zou horen. ‘Ja zeg, loop toch gewoon rond de auto zoals iedereen!’, beet ik terug. Haar ogen vielen haast uit hun kassen. Ze was intussen al bijna de straat over en op dat moment kon ik eindelijk veilig de Sint-Katelijnestraat indraaien. Gelukkig maar. Terwijl ik harder dan nodig optrok en het raampje sloot, hoorde ik haar verder tieren.
‘Waar was dat nu voor nodig?’, vroeg mijn vrouw. ‘Jij was in fout. En je kon er niet tegen dat zij daar iets over zei.’ Mijn vrouw had gelijk. De waarheid was nog erger: ik had me zonder het te beseffen laten meeslepen door mijn woede. Natuurlijk was ik in fout. Ik besefte dat ik had kunnen vermijden geblokkeerd te staan op het zebrapad. In Brussel erger ik me haast dagelijks aan zulke hufters van chauffeurs. Voor die vrouw was ik nu de hufter.
‘Maar ik begin niet onmiddellijk te schelden’, antwoordde ik om mijn gedrag te verontschuldigen. Meestal toch niet, dacht ik. En een minuut geleden had ik me niet kunnen inhouden om die vreemde vrouw lik op stuk te geven. Omdat ik, door omstandigheden al geprikkeld, het niet pikte terechtgewezen te worden door een Marokkaanse met een sjaal op haar kop. Ik ging me in Mechelen door zo’n kijvende Xanthippe van vreemde origine de les niet laten lezen!
Enkele minuten later bekeken we in Kazerne Dossin de film waarmee het parcours in het museum begint. Over mensenrechten. Alles begint met het recht van elke mens om zijn eigen zelve te zijn, ongeacht zijn huidskleur, ras, geloof, seksuele geaardheid, politieke of filosofische overtuiging. Alles begint met het recht van elke mens om met respect te worden behandeld. Meer info in Kazerne Dossin. En als je terug buiten bent, denk dit dan niet, probeer het althans nooit te denken: ik kan geen onmens zijn.