De boshut waar we een nachtje zullen verblijven, heeft al een lange geschiedenis achter de rug. De hut werd gebouwd door de vader van Ward en een goede vriend, vermoedelijk in de jaren zeventig. Ze trokken zich er regelmatig met nog andere vrienden terug om te schaken of te kaarten. De houten wanden van de hut zijn getooid met de affiches van Lineart, een kunstbeurs die Ward jaren geleden mee organiseerde.
Rond de hut liggen stapels stookhout. Er is ook een vijver met een aanlegsteiger. Ward heeft er als kind nog gezwommen en in rubberbootjes gevaren. De hut heeft een mooi terras dat uitzicht geeft op de vijver. Het hout van dat terras is gevaarlijk glad na een regenbui.
De vijver is momenteel bruin van de algen. Af en toe landen er eens eenden in of komt een reiger een visje jagen. Tot twee keer toe spotten we een ijsvogeltje dat ook een kijkje komt nemen naar die twee rare snuiters op het terras. Voor het geval dat het nodig zou zijn, troont Ward me eerst nog mee naar het toilet, dat zich een vijftigtal meters verder in het bos bevindt. Het hokje is een beetje scheefgezakt. Je moet je op het toilet zittend een beetje plooien naar die scheve houten wanden. Er staat een oude wc-pot in het hokje, die op een ijzeren plaat rust waar een gat in is gemaakt om de ontlasting in een put te laten vallen. Een spoelsysteem is er helaas niet, maar er is wel voldoende WC-papier voorhanden. Soit, Ward en ik hebben jaren geleden op scoutskamp leren wennen aan een “hudo”, een afkorting van ‘houd uw darmen open’.
Na de exploratie van het toilet begint Ward het voorgerecht klaar te maken, meloen met parmaham. Terwijl mijn vriend ons diner voorbereidt, beginnen we stilletjes aan de jenever van passievruchten op te drinken. Daarbij serveert Ward ons voorgerecht op houten borden. Hij heeft ook nog een boel vlees mee om te braden op de barbecue. Het is mijn taak om het vuur aan te steken en voldoende houtskool te maken om het vlees goudbruin te bakken. Dat lukt me aardig, er ligt voldoende droog aanmaakhout. We gooien er enkele dikke houtblokken bij en na nog een tijdje aperitieven proeven we de rode wijnen.


In afwachting dat er genoeg houtskool is geproduceerd om het vlees te bakken, maakt Ward ruimte in de hut om onze slaapzakken en matjes uit te rollen voor de nacht. Er is geen elektriciteit in de hut, maar er hangt wel een kandelaar waarin we de boel met wat kaarsen kunnen verlichten.
We bakken het vlees op een stevige rooster die we boven het vuur plaatsen. Het eten is verrukkelijk, de wijnen zijn lekker en we onderhouden elkaar met betogen over onze voorgeschiedenissen, onze politieke overtuigingen, waarin we al vele jaren blijvend van mening verschillen zonder ruzie te maken. En de sterren staren teder.
’s Morgens sta ik op met diarree. Gelukkig niet al te zware, maar ik moet toch enkele keren gebruik maken van het scheefgezakte toilet. Zou het kunnen liggen aan die houten borden en het lichtbruine water uit de pomp? Het gaat gelukkig over na een lekker ontbijt met ons brood uit het woonzorgcentrum.


Als alles netjes opgeruimd en ingepakt is, verlaten we de boshut en beginnen we onze terugreis, opnieuw een kilometer of vijftien wandelen. De wandeling begint onder een stralende zon. We lopen aanvankelijk langs een deel van het parcours van de stamdropping van twee jaar geleden, die in Holsbeek langs de Chartreuzeberg en het kasteel van Horst liep. Maar nu wenden we de steven naar de andere richting, langs de weiden, bossen en velden waar Ward nog wat familie heeft wonen, naar de brug over de autosnelweg. Kort daarna slaan we rechts een overwoekerd pad in dat ons door manshoge varenpartijen tot in het Wingepark brengt.


Van daaruit volgen we even de Aarschotsesteenweg en lopen we de Abdijlaan in langs het Montfortanencollege. Wat verder stappen we de spoorweg onderdoor en volgen we een tijd de Winge naar de Steenweg op Wezemaal, waarna we aan de achterkant van de Plas in Rotselaar belanden. Daar dwingt een onweer ons om onze regenkledij aan te trekken en onze rugzak te overkappen. Terwijl we langs de Plas wandelen horen we de redders waarschuwen voor bliksems en donderslagen. Iedereen moet het zwemwater verlaten. Als we aan de Sportcafé Ter Heide arriveren, komen we doornat de cafetaria ingedropen. Daar consumeren we nog een biertje terwijl onze kleren de kans krijgen een beetje te drogen.
Van de Plas nemen we het pad dat ons naar de Demer leidt. Op de Demerdijk slaan we af naar Werchter, waar we een bezoek brengen aan de moeder van Ward. Ze heeft een heleboel goede bieren uit haar koelkast getoverd en serveert ons daar bovenop nog een lekkere croque-monsieur. Van Werchter naar Wakkerzeel stappend langs de achterkant van het festivalterrein worden we nog eens verrast door een striemende regenvlaag, maar kort daarna lopen we Wakkerzeel binnen, waar onze auto’s nog op de parking van de Pastorie staan en we mekaar een goede thuiskomst wensen.