Eindelijk is het er van gekomen: een tweedaagse wandeling van alles samen ruim dertig kilometers van aan de Pastorie in Wakkerzeel tot aan een boshut in Holsbeek. In Wakkerzeel laten we onze auto’s achter en gaan we op tocht. Ward had me al meerdere keren gevraagd om eens met hem naar de boshut van zijn vader te trekken, te voet of per fiets, hij liet de keuze aan mij. Aangezien ik mocht kiezen, vertrekken we te voet.
We hebben allebei wel een redelijk zware rugzak mee. Ward zou voor het eten zorgen, ik voor het drinken. Toen ik hem vroeg wat hij zoal wil drinken bij ons avondmaal, wist hij goed wat hij wilde: een fles rode wijn, een fles witte, een fles rosé en een aperitiefje of degustiefje. Dat vond ik nu net allemaal een beetje teveel alcohol om op een avond op te drinken. Dus hield ik het bij twee flessen rode wijn en een halve liter fruitjenever.
Met de app van wandelknooppunten zette ik twee wandelingen van iets meer dan 14 kilometer uit. Eentje om naar de boshut te gaan en een tweede om ’s anderendaags langs een andere route terug naar Wakkerzeel te stappen. We zijn nog geen vijfhonderd meter onderweg op de Dijlekant, waar de Leibeek naast loopt, of we zien tegen de bosrand zo’n honderdvijftig meter ver een hinde en een jong reetje grazen. Ik haal meteen mijn verrekijkertje boven. Na enkele minuten krijgen de reetjes ons in de gaten en verdwijnen ze in het kreupelhout.
We volgen de Dijlekant tot we Strijland inslaan, een onverharde weg die ons naar de Achterheidestraat leidt. Van daar gaan we rechts de Kapoenstraat-landweg in, die in de Kapoenstraat uitmondt. Zo lopen we via de Vijfde Liniestraat Rotselaar in. Daar grijpt Ward zijn kans om me het verhaal te vertellen over een veldslag tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar op één dag meer dan driehonderd Belgische soldaten sneuvelden.
Tijdens zijn verhaal begint het zachtjes te regenen. We kunnen er aan de herdenkingsplek gelukkig onder de bomen schuilen. Eens we aan de molen van Rotselaar twee keer de bruggen over de Dijle-armen zijn overgestoken, heeft Ward het verhaal van de Slag om Rotselaar verteld en was het regenen alweer gestopt.
We wandelen de Molenstraat uit tot de route ons rechts laat afslaan naar de Kwellenbergstraat, die ons naar de Hamelbroekweg voert, langs de Dijlekant. We blijven de rivier een heel stuk volgen maar verlaten ze weer terwijl we nog steeds op het Hamelbroekweg lopen, die ons naar de Durasstraat brengt. Zo lopen we Wilsele-Putkapel binnen. Onderweg zijn we twee lege broodautomaten gepasseerd. In Wilsele-Putkapel hopen we een bakkerij te vinden, want we moeten nog een brood vinden voor de volgende ochtend.
Op de Aarschotsesteenweg vinden we een bakkerij waarvan de deur open staat. Brood zien we er niet direct liggen en de bakker vertoont zich al evenmin. Na voldoende hard geroepen te hebben, komt er toch iemand poolshoogte nemen. De bakkerij is eigenlijk gesloten, zegt de jongeman die ons te woord staat. Hij heeft de voordeur open laten staan om voor wat verluchting te zorgen bij het zweterig weer. Bij de AD Delhaize in het dorp kunnen we ook al niet terecht voor een brood, want maandag is er de sluitingsdag.
We passeren de sporthal en vinden een pad langs de spoorweg. Daar zien we een bank staan, net wat we nodig hebben om onze picknick aan te spreken. We houden een mooi uitzicht op het zwembad. In het water zijn een heleboel jonge en oude dames onder de leiding van een energiek bewegende instructeur die zelf op het droge blijft, aan het aquagymmen. Wij doen alvast ons best om er niet als oude geilaards uit te zien.
Dus gaan we direct na ons middagmaal weer op stap langs de spoorweg, waar we links afslaan in de Daalputstraat en de brug over de A2 oversteken. Zo belanden we in het Gasthuisbos, waar we langs een onverhard pad een heleboel kleine poelen en vijvertjes voorbijlopen zonder natte voeten te krijgen.
Via de Gebroeders Van Tilststraat passeren we de Sint-Mauruskerk en steken we de Rotselaarsebaan over. Daar zien we de Sportschuur liggen. Helaas is ook daar de cafetaria gesloten. Onderweg passeren we een vrouw van middelbare leeftijd die haar hondje uitlaat. We vragen of er in het dorp nog een bakker open is. Ze denkt van niet, want het is immers al namiddag. Maar enkele straten terug zou de broodautomaat van de bakker wel nog broden hebben. Terwijl Ward wat uitrust op het terras van de gesloten cafetaria van de Sportschuur rep ik me naar de broodautomaat. Helaas, brood genoeg in voorraad, dat zeker, maar de automaat is defect.
Ik keer dan maar weer terug naar de Sportschuur, waar Ward zit te wachten. Onderweg vraag ik aan een dame die ik kruis of er in Holsbeek dan echt geen enkel café noch bakker op maandagnamiddag geopend is. Helaas, helaas, antwoordt ze. Tot er haar een lichtje opgaat. Maar jullie kunnen altijd wel terecht in het woonzorgcentrum, zegt ze. Ze is zelfs zo vriendelijk om ons de weg te wijzen.
Aan het onthaal van het woonzorgcentrum vragen we vriendelijk of we met onze rugzakken en bezwete kledij binnen mogen om onze dorst te lessen. Geen enkel probleem, verzekert de onthaalbediende ons vriendelijk. Gretig zetten we ons neer in de cafetaria, waar net de verjaardagen worden gevierd van de bewoners die in juli jarig zijn. Ze zijn herkenbaar aan het papieren hoedje op hun hoofd. Twee vrij jonge medewerksters dragen ook een hoedje en zorgen voor de animatie van het verjaardagsfeest. Intussen hebben wij al elk een biertje besteld. Tegenwoordig moet je dus naar de cafetaria van woonzorgcentra trekken om tegen zeer democratische prijzen te kunnen kiezen uit een grote keuze aan sterke bieren.
Als onze bieren schuimend voor ons staan, komt een of andere leidinggevende van het woonzorgcentrum even kennis maken met die twee rare snuiters die op het verjaardagsfeest binnengevallen zijn. We vertellen dat alles was begonnen met het gebrek aan brood onderweg. Daar wil hij wel een mouw aan passen. Hij stelt voor om ons aan de democratische prijs van de broodautomaat een brood te verkopen. Daar stemmen we meteen mee in. Zo zullen we de volgende ochtend toch kunnen ontbijten! Welgezind verlaten we het woonzorgcentrum en richten we eindelijk onze inmiddels vermoeide schreden naar de boshut.



