Langs de Compostellaroute van Maubeuge naar Saint-Quentin (1)

Marianne en ik waren op 11 juni terug van Corsica. Enkele dagen later kwam mijn broer Bart met een nieuw wandelvoorstel aandraven:  drie dagen met ons tweeën stappen op de Compostellaroute. Hij had het allemaal goed uitgekiend. We zouden met de auto naar Maubeuge rijden, waar hij al enige verkenningen had verricht. De vorige wandeltocht had hij immers op z’n eentje gedaan, tot in het noorden van Frankrijk. Daar had hij in het kleine stadje Maubeuge hier en daar al z’n neus aan het venster gestoken. Van Maubeuge, enkele kilometers van de Belgische grens verwijderd, kon hij nog makkelijk terug met de trein naar Brussel.

Op 17 juli omstreeks half zeven ’s morgens laadden we onze rugzakken in mijn auto. Zowat anderhalf uur later reed ik een gratis en overdekte parkeergarage aan het treinstation van Maubeuge binnen. Een automaat spuwde een ticketje uit met een QR-code, om bij onze terugkeer zonder problemen de garage opnieuw binnen te kunnen. Achteloos legde ik het op het dashboard. We strikten onze wandelschoenen vast en hesen de rugzak op de schouders.

Bart verzekerde me dat de tocht makkelijk zou lopen. We moesten gewoon van uit Maubeuge het pad langs de Samber volgen, tot we ergens moesten afslaan naar een dorp met de naam Maroilles. Daar werden we in de Chambres d’hôtes Vert Bocage verwacht. Van daar zouden we de dag nadien verder stappen naar Bohain, waar de Chambres d’hôtes La Maison du Parc de Papidan ons al twee eenpersoonsbedden had toegezegd. Van Bohain moesten we dan enkel nog het laatste eind van onze driedaagse naar Saint-Quentin stappen. Na een bezoek aan de kathedraal konden we dan eenvoudigweg twee treinticketjes kopen om terug naar Maubeuge te sporen, van waar we met mijn auto terug naar Haacht zouden rijden.

Mijn broer had het eens uitgerekend: op drie dagen van Maubeuge tot Saint-Quentain zouden we ongeveer 75 kilometer te voet hebben afgelegd, een ambitieus voornemen. We hadden allebei voor de zekerheid wandelstokken mee, want 75 kilometer stappen over drie dagen leek ons als vijftig- en zestigplusser wel een grote uitdaging te vormen. Bart had de avond voordien, net op tijd dus, het postpakket met zijn kakelverse wandelbotinnes ontvangen. Helaas had hij er niet aan gedacht om die schoenen eerst nog wat in te lopen. Dat zou hij zich de volgende dagen nog beklagen.

Ik plooide bij het vertrek in Maubeuge alvast mijn driedelige wandelstokken open en hield mijn petje goed op mijn hoofdje. Een zonneslag kunnen we maar beter vermijden. Blijgezind zetten we er stevig de pas in langs de Boulevard de l’Europe. Daar weerstaan we meteen de verleiding om eerst de McDonald’s binnen te lopen.

Over de brug van de Samber slaan we linksaf de Chemin de Halage in, het voorlopig nog geasfalteerde jaagpad langs de rivier. Ongeveer een kilometer verder komen we op een grindpad. Langs beide zijden van de Samber hebben zich grote bedrijven en staalfabrieken gevestigd. We vinden het wel vreemd dat we na onze eerste kilometers nog geen route-aanduiding gezien hebben van de  Compostella-route, met die gouden schelpjes op een blauwe ondergrond.

Na een tijdje wandelen arriveren we in het dorpje Hautemont. Ook daar zien we nog steeds geen schelpen die de Compostella-routes markeren. Bart weet via zijn Compostella-app gelukkig wel dat we in Hautemont de brug over een eiland in de Samber moeten oversteken. Over de brug slaan we rechts af en komen we aan een binnenhaven op de Samber. We volgen de rivier vanaf hier langs de linkeroever. Het pad is een bospaadje geworden, het loopt nog steeds vlak naast de rivier en grenst zo aan een mooi natuurgebied.

Af en toe passeren we een sluis. Ze zijn genummerd en stuk voor stuk onbemand. Het is verboden over de sasdeuren te lopen. Camera’s moeten verhinderen dat de sluizen toch overgestoken worden. Veel boten varen er niet op de Samber. We zien er maar een drietal. De schippers zwaaien ons vriendelijk toe.

Gelukkig valt er nog wat meer te beleven op en langs de Samber. In een klein dorpje langs de oever van de Samber eten we ons lunchpakket op. Op een grasstrook aan de oever vinden we nog een zitplaats. Op een houten picknickbank voor vier personen hebben twee mannen met een overall van hetzelfde bedrijf zich genesteld. Ze lunchen er en maken een fles rosé leeg. Ze hebben zelfs een parasol mee om de brandende zon te ontwijken.

Nog een andere man zit alleen op een picknickbank zijn boterhammen op te eten. De enige gewone bank die nu nog vrij is, palmen wij in. Als de mannen op de picknickbanken hun middagmaal achter de kiezen hebben, ruimen ze mooi op en vertrekken ze weer met hun wagens die beneden aan de berm staan geparkeerd, vermoedelijk naar hun werk in een of ander bedrijf in de buurt of bij particulieren.

Op dat moment realiseer ik me dat ik met één veldfles van een liter maar weinig water mee heb om een hele dag wandelen onder een stralende zon gezond door te komen. Bart heeft gelukkig nog wat plastieken flesjes water mee, van een halve liter. We laden de restjes terug in onze rugzakken en tijgen vol goede moed verder op het pad langs de Samber.

Aan de overkant van de rivier zijn Franse scouts een enorm groot kampterrein aan het optuigen. Twee kajakkers komen uit een zijrivier gevaren. Langzaam maar zeker steken wij hen al wandelend op het oeverpad voorbij.

Onverwachts komt uit een onooglijk dorpje via een veldweg naar het pad langs de Samber een groepje jongeren aangewandeld. De zowat 16-jarige jongens en meisjes worden door drie leiders begeleid. Een van hen torst een muziekbox waarmee hij hits van nu en vroeger speelt en tot jolijt van de bende min of meer op de maat van de muziek dansend voorop loopt. De jongeren zijn allemaal licht gekleed, sommigen op sneakers en andere op crocs, allemaal met een zwemzak op de rug of in de hand. Bart en ik denken dat ze gaan zwemmen in de rivier, maar dat doen ze niet. Enkele honderden meters verder wordt het mysterie opgelost: we zien aan een sluis een jeep met een trailer vol kleurrijke kajaks staan.

Ook de natuur laat zich van haar mooiste zijde zien. Aan de overkant van de Samber spotten we een bever in het oevergras. Gelukkig hebben we allebei wel een verrekijkertje op zak. Wat verder krijgen we een reiger in het oog, die over het water scheert en opeens een duik maakt, waarna hij met een vis in zijn snavel verder vliegt naar een overhangende boom aan de overkant van de rivier. Daar laat hij een kunstje zien: hij wipt de vis met zijn lange hals verticaal gerekt zijn keel in. Waarom toch hebben we nu geen fotograaf mee, met een telelens?

We worden stilaan moe. Eindelijk verlaten we de oever van de Samber om af te slaan in de Rue des Juifs, waar onze Chambres d’Hôtes op ons wacht. Intussen is het bewustzijn gedaald dat die 25 kilometer er wel wat meer zijn geweest. Maar goed, we moeten ze toch malen om aan onze overnachtingsplaats te geraken. Eens gearriveerd in de Vert Bocage blijkt dat we 32 kilometer hebben afgelegd. Van uit Maroilles is de weg ineens weer gemarkeerd. Gelukkig maar!

Dit bericht werd geplaatst in Compostellaroute, vriendschap, vrije tijd en getagd met , , , , . Maak de permalink favoriet.

Plaats een reactie