Een van de vele mooie dorpen doordrenkt van geschiedenis in de Lecrínvallei van Andalusië, is Pinos del Valle. Van aan de Parada, het dorpscafé van Guájar-Faragüit, neem je de vijftien kilometer kronkelende weg omhoog langs de begraafplaats naar Pinos del Valle, het dorp van het schilderij dat de naam draagt van de Heilige Christus van de Schoen.
Bij een eerder bezoek met vrienden aan Pinos, vatten we het plan op om die beroemde wandeling naar de Ermito del Santo Cristo del Zapato, waar het schilderij of alleszins een kopie ervan hangt, eindelijk eens te doen. De klim van de berg Chinchirina is steil, maar de afstand valt met 5 kilometer best mee. Daarom breide Marianne een tweede stuk aan de wandeling, die ons met een totaal van zo’n 12 kilometers en een 800 hoogtemeters terug aan de parking in Pinos zou brengen waar we onze auto hadden achtergelaten.


Vooraleer we aan het vertrekpunt in Pinos zouden kunnen uitstappen om de klim naar de Ermito del Santo Cristo del Zapato aan te vatten, reden we de slingerende weg op langs de Torre de la Cebada. Ook die hadden we al eens eerder verkend en gefotografeerd. Helaas is de torenruïne van de Torre de la Cebada helemaal voor het publiek afgesloten. Lang geleden was het een strategische plek, van waar je elke aanval langs de kust kon zien aankomen.
De toren van Cebada zit tegenwoordig zoals vele wit geverfde gebouwen in een roestbruine jas, dankzij de aanvoer van okerkleurig Saharazand. De ruïne was vroeger in handen van de christelijke graaf van Tendilla maar viel na een opstand van de Moren in de regio in moslimhanden.
Verder naar Pinos kruisten we tal van amateurcoureurs en maar een tweetal auto’s. Het was zondag, feestdag voor de fietsers en wandelaars. We parkeerden aan de Casa del Patio op een hoogte van 650 meter, regen onze wandelschoenen aan de voeten en vatten de slingerende klim aan naar de top van de Chinchirina, op 1.060 meter.


Het pad was vrij breed, met stenen bezaaid, af en toe plat, maar doorgaans steil tot heel steil. Veel wandelaars waren al vroeger op pad als wij, en kruisten ons in de afdaling. Boven kregen we al van ver de witgeverfde Ermito in de gaten. Een lange sliert ouden van dagen in een hemelsblauwe fleece gehuld met de naam van hun wandelclub op geborduurd, daalde net de trappen af die van het monument naar het bospad leiden. Op de top zat een verliefd koppel van middelbare leeftijd op de rand van de daar gelegen era, de ronde stenen vloer waarop de Moren vroeger dorsten, elkaar te zoenen. Daar hielden ze prompt mee op toen wij de brooddozen met onze lunch uit onze tochtrugzakken haalden.
Maar wat een magistraal zicht op de vallei heb je van daar! In de verte ligt westelijk Lanjarón in de Alpujarras, erboven zie je de bergen van de Sierra Nevada, op de kammen al ingedekt door laagjes sneeuw. Onderaan de Chinchirina glimt Pinos del Valle van trots en wat verder omhoog ligt het stuwmeer koningsblauw te schitteren in de zon alsof hier nooit waterschaarste heerste of Dana langs is gekomen.
In de kapel van de Ermitage hangt het schilderij, of een kopie ervan, met die Christus van de Schoen, verkleed als priester, geflankeerd door de patroonheiligen van Pinos del Valle, San Roque en San Sebastián. Het minder dan duizend zielen tellende dorp telt twee kerken, waarvan die in het bovendorp gewijd is aan San Sebastián.
Over dat schilderij is er de jongste eeuwen heel wat te doen geweest. Een herder zou het hebben gevonden op de top van de Chinchirina. Vervolgens werd het naar het dorp gebracht. Maar de volgende dag, zegt althans de legende, verscheen het weer op de top van de berg. Drie maal zou het zo terug naar beneden naar de San Sebastiánkerk zijn gebracht.
Na al die weetjes opgeslagen te hebben, daalden we de berg weer af tot we aan de afslag kwamen van de Sendero del Jabalí. Dat pad, gemarkeerd met roze pijlen geschilderd op stammen en stenen, slingerde met weinig hoogtemeters langs de bergflanken. Om onze wandeltocht te vervolmaken, sloegen we het in. Ergens aan rotsen die het talent hadden om stoel te worden, verhuisden we onze picknick naar onze magen ter vertering.

Gaandeweg ging het bos waar het pad door liep, over in een verbrand bos. De stammen waren zwart geblakerd, de toppen dood. De bosbranden van 2022 in de Lecrínvallei laten nog altijd over duizenden hectaren hun sporen na. Op de bodem schoten wel al nieuwe scheuten de zon tegemoet. In het opkomend struikgewas was het leven weer begonnen.
Ons pad liep omhoog en omlaag tussen de dode bomen, waar roodstaarten en mezen ons nieuwsgierig kwamen monsteren. Eén keer moesten we klauteren om een dode boom met zwarte takken die over het pad was gevallen, te overmeesteren. Het langgerekte pad bracht ons naar een betonbaan die uitmondde in uitgestrekte olijfgaarden waar de boeren al aan het oogsten waren geslagen. Na de laatste kilometers op vers beton bereikten we weer de plek waar onze huurauto ons stond op te wachten.
Marianne stelde voor om nog iets te gaan drinken in de bar Venezia. Het terras buiten was helemaal bezet. Binnen speelde er een voetbalwedstrijd op de televisie. Rond de tv hing het vol met sjaals die supporters hier gedoneerd hadden. Van de grote ploegen als Real Madrid en Barcelona, PSG, Bayern of Man City tot kleinere Spaanse ploegen uit de tweede klasse. Slechts één Belgische ploeg had ook een sjaaltje hangen in Bar Venezia. Het in roodzwarte kleuren opererende FC Beringen, dat tot het begin van de jaren tachtig in eerste klasse speelde. Supporters uit België worden dringend verzocht Bar Venezia in Pinos del Valle te bezoeken en een supporterssjaaltje van hun favoriete club mee te brengen!