Een minuutje of tien. Zo lang duurt het om van de ticket office van Chateau de Quéribus het pad naar de burchtruïne te beklimmen. Een ticket voor volwassenen kost tussen 7,5 en 9,5 euro. In het bezoekerscentrum vind je allerlei informatie, zelfs een uitstekende gratis bezoekersgids in het Nederlands.
Het kasteel behoorde in het begin van de elfde eeuw tot het Spaanse koninkrijk Aragon. Later viel het met de kastelen van Peyrepertuse, Puilaurens, Aguilar en Termes in de handen van de “Zonen van Carcassonne”. De burchten fungeerden als buitenposten van het Franse Carcassonne, die de stad hielpen beschermen tegen Spaanse aanvallers.



Vandaag spreekt vooral de rol van de Quéribus in de kruistocht tegen de katharen tot de verbeelding. Wie meer wil lezen over die gruwelijke oorlog vindt elders op deze website heel wat blogposts over de Sentier Cathare, het grote routepad dat naar de zogenaamde Albigenzer kruistocht verwijst.
Na de val van Montségur in 1244 zouden verschillende gevluchte katharen zich verscholen hebben in het dichtbij de Spaanse grens gelegen Chateau de Quéribus. In de jaren dertig van de dertiende eeuw had de kathaarse bisschop Benoît de Termes er al gewoond. Toen al was het ook een schuiloord voor kathaarse monniken.
Twee jaar voor de val van Montségur, in 1242, kreeg een kathaarse ridder, Chabert de Barbeira, de Quéribus in handen. De vesting was in die jaren een veel kleinere burcht op de heuveltop dan vandaag. Chabert zou de kathaarse vluchtelingen en de onteigende ridders van de Languedoc die uit Montségur waren ontsnapt, in zijn burcht onderdak hebben geboden. Omdat de Quéribus toen nog onder invloed stond van het graafschap Roussillon, liet de koning van Frankrijk de als oninneembaar geachte burcht nog enkele jaren ongemoeid.
Maar tien jaar na de val van Montségur besloot Lodewijk IX ook Quéribus te belegeren. In 1255 slaagde Olivier de Termes, die ooit de trouwe wapenbroeder van Chabert was maar zijn kazak gekeerd heeft, erin deze gevangen te nemen. Chabert werd in een cel van de gevangenis van Carcassonne gestopt. Hij wordt voor een keuze geplaatst: om zijn vrijheid te herwinnen moet hij het kasteel en al zijn bezittingen overdragen aan de Franse kroon. Zo geschiedt op 25 mei 1255. Maar de katharen in de Quéribus bleken spoorloos verdwenen te zijn.



Met de intrede van een Frans garnizoen van een twintigtal soldaten, kwamen er ook ingenieurs mee en braken jaren aan van verbouwingen en versterkingen. De Fransen maakten van de burcht van Quéribus een vesting tegen aanvallen uit Aragon. Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw, op de vooravond van de Franse revolutie, werd het kasteel als defensief wapen tegen de Spanjaarden definitief opgegeven.
Wie vandaag langs het steile pad boven aan de muren van de burcht komt, stapt via een kleine deuropening de eerste verdedigingsgordel binnen die de Fransen hebben toegevoegd. De donjon strekt zich dan nog hoog boven je uit. Er werden door de Fransen drie opeenvolgende ommuringen bijgebouwd, die via slingerende trappen tot op het torendak leiden. De Franse koning had Quéribus zo goed laten verbouwen, dat een garnizoen van een tiental soldaten de burcht kon verdedigen.
In de donjon bevindt zich een knappe gotische boogconstructie die op één centrale pijler steunt, geschraagd door vier kruisgewelven. Toen de artillerie in de oorlogsvoering tot ontwikkeling kwam, moest die oude donjon nogmaals verstevigd worden. Het resultaat is een dikke toren met een platform erboven waarop de kanonnen stonden.
Het uitzicht van op die toren is fenomenaal. Je kijkt er uit op de vlakte van de Rousillon, vanaf de uitlopers van de Corbières tot Albères en de Pyreneeën en van de kust tot Fenouillèdes. Ons bezoek aan het kasteel duurde ongeveer een uur. Daarna hervatten we vanop de parking, waar we de auto achter lieten, de Sentier Cathare richting Padern. Hier beginnen de laatste tachtig kilometer van de Sentier die we die week zullen afleggen, tot in Port-la-Nouvelle aan de Middellandse Zee. Die dag hebben we nog ruim achttien kilometer voor de boeg tot onze volgende overnachtingsplaats in Tuchan. Er liggen vijfhonderd stijgmeters voor ons, zo’n 790 daalmeters en een zengende temperatuur van boven de dertig graden.
Ongeveer op de middag passeren we het dorpje Padern, dat in 2019 nog 137 inwoners telde. We vinden er geen winkeltje, terras of café. Het dorp heeft wel een kasteelruïne, maar het gemeentebestuur verbiedt de toegang wegens het risico op vallende stenen. Gelukkig kunnen we onze veldflessen aanvullen op een pleintje in het dorp.



Wat verder zien we een voetgangersbrug over de Verdouble, een van de weinige riviertjes waar het water nog vrolijk kabbelt. De sentier loopt over het bruggetje en dat komt ons goed uit. Want als we op de brug gaan zitten, vinden onze blote voeten in het water aangename verkoeling. We eten er onze picknick van brood, kaas en worst en trekken de uitstekende rode wijn van de Corbières open, die we in het winkeltje in Cucugnan hebben gekocht. Een uurtje later is de fles op raadselachtige wijze leeg, waarop we dan maar besluiten verder te stappen naar Tuchan.
Het smalle pad van de Sentier loopt langs schilderachtige wijngaarden en bossen, eventjes door een kloof naar de D14 en dan langs bergflanken met indrukwekkende panorama’s verder naar onze bestemming. Op een van die bergflanken ligt een van het roesten egaal bruin geworden auto uit de jaren vijftig te vergaan. Voor ons blijft het een raadsel hoe dat voertuig zo hoog op die berg is beland, naast dat smalle pad.
Elk op ons eigen tempo dalen we verder af naar Tuchan. Dat is een al wat steviger uit de kluiten gewassen dorp met ongeveer 800 inwoners, een supermarktje en wat winkeltjes, een wijncoöperatieve en een café dat ook kamers verhuurt. Helaas is het op dat moment nog gesloten. Aan dat café is wel een pleintje waarop wat zitbanken staan. Bart en Kristel vatten er alvast post tot Marianne en ik aankomen. In de lokale Spar gaan we in afwachting van de opening van het café alvast wat blikjes bier en frisdrank kopen. Tegen het openingsuur komen meer dorpsbewoners naar het terras afgezakt. Onder hen ook een Vlaams echtpaar dat sinds hun pensioen de zomers in hun Frans buitenverblijf doorbrengt. Maar deze zomer was het in Tuchan echt te warm, klaagt de vrouw: drie weken lang meer dan veertig graden.
We besluiten niet te wachten tot het café opengaat, want we hebben de uitbater van de Gîte Saint Roche, onze overnachtingsplaats, beloofd rond 17 u aan te komen. Bart belt een taxi om de auto te gaan ophalen die nog op de parking van de Quéribus staat. Marianne biedt aan om hem te vergezellen. Als de taxi arriveert, vertrekken ze naar de parking van de Quéribus. Kristel en ik klimmen de laatste steile kilometers naar de Gîte Saint-Roche, waar we joerten hebben gehuurd. We dachten eerst dat we met z’n vieren in zo’n grote ronde tent ondergebracht zouden worden, maar de uitbater stelt ons twee joerten ter beschikking, elk met een eigen badkamer.


De Gîte Saint Roche, twee kilometer buiten Tuchan op de hellingen van de Mont Tauch, is prachtig gelegen en ook ecologisch een pareltje: alle energie op het domein van de Gîte Saint Roche komt van de zonnepanelen achter de gebouwen van de gîte. En aan de voorkant ligt er een geweldig terras met een machtig uitzicht over de vallei met de wijngaarden rond Tuchan, de Pyreneeën en het kasteel van Aguilar, dat morgen op ons programma staat.
’s Avonds genieten we er van een geweldig diner onder de sterrenhemel. Alle gasten verzamelen zich voor een heerlijk driegangenmenu met aperitief, streekwijnen en zelfs pousse-cafés naar believen. Als dat maar geen katers oplevert, want de volgende dag staat onze koninginnenrit van ruim 28 kilometer op de agenda, de zwaarste tocht die ons nog langs de Sentier Cathare rest, naar Durban-Corbières.