Met z’n vieren vertrokken we op zondag 4 september om 5 u ’s morgens aan het station van Haacht met de auto van Bart naar Cucugnan, zo’n 1.200 kilometer verder. Cucugnan ligt op de Katharenroute die er door de wijngaarden van de Corbières loopt, in de Zuid-Franse regio Occitanië. Het was voor sommigen onder ons een kort nachtje geweest, want we waren nog wat blijven plakken op het feestje dat Ward de avond voordien gaf voor z’n zestigste verjaardag. Maar met vier chauffeurs kregen we de rit makkelijk achter de kiezen.

Rond 19 u reden we de smalle, steile straatjes op van het piepkleine dorpje met een honderdtal inwoners. Het lag al vredig te slapen aan de voet van chateau Quéribus, een van de laatste katharenburchten die we nog gaan bezoeken. Na wat voorzichtig gemanoeuvreer parkeren we op een petieterig pleintje voor onze bestemming: de Auberge de Cucugnan.
Achter een ruit van de inkomdeur hangt een briefje met een telefoonnummer op, dat je moet bellen als er niemand thuis is. Net als we dat willen doen, gaat er tien meter verder op een bovenverdieping een raam open. Een vrouw van middelbare leeftijd heeft voor ons een onaangename boodschap. De Auberge is sinds meer dan een maand definitief gesloten. De vrouw vertelt dat de oude zaakvoerder zwaar ziek is geworden en helaas zijn herberg niet meer kan runnen.
Jullie zijn niet de eersten die ondanks een reservatie bij Booking niet meer in de herberg terecht kunnen, voegt ze eraan toe. Maar gelukkig heeft ze al een oplossing achter de hand: ze stuurt ons het blokje om naar het winkeltje waar buiten wat stalletjes met postkaarten staan. Dat winkeltje hadden we al gespot, het is vermoedelijk het enige van heel Cucugnan. Aangezien de eigenaars er ook kamers verhuren, zullen we er volgens onze redster wel onderdak vinden.

Helaas pindakaas, alle kamers die de winkeluitbaters verhuren, zitten ook vol. Geen paniek, zegt de winkelier. Hij neemt het heft voor onze reddingsoperatie stevig in handen. Uit zijn bruingroen gevlekte camouflagebroek vist hij een smartphone. Hij begint driftig te bellen naar kamerverhuurders, hotels, chambres d’hôtes en b&b’s in de buurt. Intussen snuisteren wij in zijn winkel. Er worden vooral boeken verkocht over de katharen en het leven in de middeleeuwen. Er is ook een collectie strips met ridders en kinderboeken. Er is een speciale plek voor oude boeken en een andere voor pas gepubliceerde. Alles in het Frans. Het koppel verkoopt ook zwaarden, dolken, messen en speelgoedversies daarvan, streekproducten, snoep en wijnen afkomstig van de druiven in de uitgestrekte wijngaarden van de Corbières waar we door zijn gereden.
Terwijl de man het ene telefoongesprek na het andere zonder succes afbreekt, stelt Marianne me voor om een goede fles wijn te kopen. Zo kunnen we de winkelier-kamerverhuurder danken die voor ons lege bedden aan het toveren is. Ik kies er een van de duurdere kasteelwijnen uit en vraag aan de vrouw of ik een goede keuze heb gemaakt. Met een lach en een knipoog erbij gaat haar duim omhoog. Intussen heeft haar man nieuws: bij één hotel beloofde een receptioniste aan onze redder dat haar baas die een boodschapje is gaan doen, binnen een kwartiertje zal terugbellen.
We vrezen al dat we ergens in een stal terecht zullen komen, als de telefoon in de zak van de winkelier overgaat. Er is nog plaats in Duilhac-sous-Peyrepertuse, enkele kilometers verder. We kennen het hotel, want bij onze vorige tocht langs de katharenroute verbleven we er en bezochten we hoog boven het dorp de prachtige burchtruïne van Peyrepertuse. Van daar zagen we toen al in de verte dat kleine zwarte rechthoekje tegen de kim, op een bergtop van meer dan 700 meter, de massieve toren van de Quéribus.

Een half uur later al hadden we twee kamers versierd en gingen we dineren in het restaurant waar we bij onze vorige wandelvakantie al eens lekker gegeten hadden. De hond, de gastvrouw en de kwaliteit van het eten waren dezelfde gebleven, de dochter was nog knapper geworden. In het restaurant valt een kwartier na ons een viertal Vlamingen uit het Aalsterse binnen. Ze zijn uitgedost met bergschoenen en lopen ook de GR van de Katharen. Er valt natuurlijk heel wat te bespreken over hoe en wat zij en wij dat doen.
Het wordt nog een lange en zware avond, wellicht van opluchting dat we dan toch aan onze wandelvakantie kunnen beginnen. ’s Anderendaags zie ik de ook met wandelstokken gewapende Vlamingen terug aan de kruidenier van Duilhac, waar ze ook hun lunch komen kopen.

Wat later stappen wij de auto in, weg van onder de schaduw van de Peyrepertuse naar de Quéribus. Eerst terug de vallei in, waar we snel weer uitrijden om de klim naar de katharenburcht aan te vatten. En die is erg steil. Op een klein stukje van die toegangsweg naar de parking aan de burcht moet Bart terugschakelen naar eerste versnelling. Intussen maken Marianne en Kristel foto’s van het silhouet van de burcht, scherp afstekend boven de golvende horizon van bergtoppen waar wolken over jagen. Straks beklimmen we het pad naar de burcht.