Vroeg in de ochtend stappen we de E4 in westelijke richting op, naar het strand van Marmara. Hoewel ze nog helemaal niet hoog geklommen is, geeft de zon al zoveel warmte dat de schapen en geiten van Pavlos samenhokken in de schaduw van de steile kliffen aan de kust. Het pad is daar op enkele plekken echt wel gevaarlijk, met steile stukken waar we ook onze handen nodig hebben om erover te klauteren. Niet voor mensen met hoogtevrees, want naast ons op de kliffen gaapt een afgrond, zonder reling of ketting.
De Aradenakloof staat op het programma. Reisgidsen noemen het één van de topwandelingen van West-Kreta. We passeren snel en makkelijk Marmara, eertijds een verlaten baai voor zonnekloppers en zwemmers, tegenwoordig een min of meer aangelegd geëgaliseerd stenenstrand waarop ligbedden en parasols verhuurd worden. Na Marmara begint de klim naar Aradena.



De Aradenakloof is kleiner dan de Samaria-kloof. Maar ze is erg indrukwekkend door de hoge steile wanden. En vooral: je komt er nauwelijks een kat tegen. Al snel lopen we tussen wanden van meer dan 200 meter hoge rosse rotsen. De kalderimi, het ezelspad loopt tussen prachtige rozerode oleanders die in het voorjaar welig bloeien.
De kloof wisselt vals plat en traag stijgende stukken door een breed ravijn af met steil opgehoopte rotspartijen tussen hoge wanden. Daar moet je dan klauterend op handen en voeten je weg zoeken. Af en toe zien we de geschilderde merktekens van het pad over het hoofd en moeten we op onze stappen terugkeren. Na een half uurtje wandelen passeren we een aftakking in het pad naar rechts naar Livaniana en wat later voert een aftakking naar links je op het bergpad dat je tot Agios Ioannis leidt.
Af en toe zien we naast het pad oude geitenkadavers liggen. Na een bocht stuiten we op het lijk van een jonge bunzing. Het is niet duidelijk of hij van een hoogte is gestort of op een andere manier om het leven is gekomen. De gieren of roofvogels die geregeld de kloof screenen op verse kadavers zullen het onfortuinlijke jong wel opruimen.
Spectaculair zijn de twee ijzeren trappen en het klimkoord om een haast loodrechte wand in de kloof te overwinnen. Het klimkoord vergt enige durf. Je moet je lichaam achterover laten hangen aan het koord en je zo stap voor stap en hand voor hand omhoog hijsen. Wandelaars die verkiezen de ladders en touwen te vermijden, kunnen links omhoog een bergpad op met hier en daar een reling.



Na enkele uren wandelen zien we in de verte de ijzeren brug die beide kanten van de kloof verbindt. De brug heeft houten planken. Er kan maar één auto tegelijk over. Als er eentje over rijdt, hoor je het gerammel tot in de kloof, die onder de brug een kleine 150 meter diep is. Vanaf de brug wordt er af en toe gebungeejumpt.
De brug is een cadeautje van de rijke familie Vardinogiannis. Ze verbindt sinds 1986 het bergdorpje Agios Ioannis, waarachter alleen nog bergpaden liggen, met de dorpjes Livaniana en Agios Dimitrios. Van daar kan je met de auto doorrijden naar de baai van Lykos of naar het grote kustdorp Chora Sfakion.



Als we een kleine halve kilometer onder de brug zijn doorgewandeld, komen we aan een hoop stenen waarin een stok is geplant met een geitenschedel op. Zowel langs links als langs rechts kan je hier de kloof uit langs een steil maar makkelijk begaanbaar pad. Wij nemen het linkse dat ons naar het spookdorp Aradena brengt. Dit pad was tot 1986 de enige manier om de kloof over te steken.
Aradena heeft een lange en bewogen geschiedenis. Als het antieke Aradin werd deze plek al in de tweede eeuw voor Christus bewoond. In de eerste eeuwen na Christus was er een bisdom gevestigd. Tussen de ruïnes van het dorp staat nog een kleine 14de eeuwse Byzantijnse kerk gewijd aan de aartsengel Michaël, met mooie muurschilderingen en iconen. Rondom Aradena liggen nog restanten van de oude stad Aradin.
De vrome voorgeschiedenis van Aradin heeft niet kunnen verhoeden dat halverwege vorige eeuw een regelrecht drama plaatsvond in het dorp, waardoor alle bewoners stierven of het verlieten. Volgens wat ik op internet kon terugvinden, begon het tragische verhaal met een ruzie tussen twee jongens om een geitenbel. De ruzie escaleerde in een mum tot een vendetta waarbij bijna alle inwoners de dood vonden. De paar mensen die het bloedbad overleefden verhuisden naar het nabijgelegen Anopolis.
Het doet vreemd aan tussen de bouwvallen van nochtans fraaie, oude woningen te wandelen, met boogpoorten en terrassen. Hier en daar zijn er weer tekens van bewoning en herstellingen. We lopen het lege dorp terug uit door een rasterhekken en wandelen naar de kleine taverne aan het open terrein voor de ijzeren brug over de kloof. Het terras onder de schaduw van wat bomen is onmogelijk te weerstaan.

We zijn op die eerste zaterdag van juni niet de enige gasten. Drie Kretenzers houden er een drinkgelag. Ze worden bediend door een jonge vrouw die tussendoor probeert haar kleuterdochter te laten eten. Op de tafel van de drie mannen, uitgedost in soldatenhemden en katoenen broeken met beenzakken, staan 21 lege blikjes bier. De vrienden bestellen nog een rondje. Wij bestellen Griekse salade en ook wat drankjes, want het is heet op de middag.
Het duurt even vooraleer de salade klaar is, maar hij is heerlijk. Tien minuten nadat één van de drie mannen een telefoontje heeft gekregen, rijdt een reusachtige pick up de brug over. De chauffeur parkeert de auto aan de overkant van de straat naar Agios Ioannis. De man is stevig gebouwd en rond de twee meter lang. Als de kolos de straat oversteekt, lijkt de tijd stil te staan, zo traag stapt hij. Het tafereel doet me denken aan de beginsequenties van Once upon a time in the west, maar dan zonder de muziek van Ennio Morricone. Zelfs zijn drie drinkebroers lijken hun adem in te houden. Uiteindelijk schuift hij mee aan tafel. Een volgend rondje volgt. De reus heeft nu het hoge woord.
Niet veel later, onze salade is bijna op, horen we weer de houten balken op de ijzeren brug rammelen. Groot en dik komt er nu een zwarte Ford-jeep met Duitse nummerplaat overgereden. Hij draait op de open ruimte voor de taverne en parkeert zich dan naast de pick up. Een dikke man en een vrouw die zich als een dienstmeid gedraagt, stappen uit. Ze wisselen enkele woorden en dan kruipt de man terug in zijn auto. De vrouw wandelt naar het begin van de brug terwijl de man de jeep terug start en naar de brug rijdt. In tegenstelling tot wat we denken dat er zal gebeuren, stapt de vrouw niet in. De man geeft haar nog wat aanwijzingen en begint dan traag over de brug te rijden. De vrouw filmt de jeep met haar iPhone. Als het voertuig de brug over is, keert de man en rijdt hij terug over de rammelende brug, alweer gefilmd door de vrouw. Dan stapt de vrouw in en rijden ze weg, nog eens over de brug, een nieuw avontuur met hun zwarte Ford-jeep tegemoet.



Onze Griekse salade is op. We rekenen af. Snel tel ik intussen de lege blikjes aan de tafel met vier mannen. Er zijn er twaalf bij gekomen. Wij keren terug naar het verlaten dorp. Aan een ruïne vlakbij het ezelspad naar de kloof trekken we de laatste foto’s vooraleer we afdalen. De terugtocht naar zee gaat veel sneller dan de klim tot Aradena.
Hoe verder we afdalen, hoe meer mensen nog aan de tocht in omgekeerde richting lijken te beginnen. Eigenlijk nemen ze vooral een kijkje in dat natuurwonder, om dan weer op hun stappen terug te keren. We kruisen een Vlaamse vrouw uit Rotselaar die het zonnekloppen op het ligbed naast haar man aan het strand van Marmara even moe was. Ze wist niet dat achter het strand in die magistrale kloof zoveel avonturen en een prachtige natuur wachten.
Vooraleer we de E4 naar Pavlos weer afdalen, drinken we op het hoog gelegen terras van de taverne van Marmara nog een biertje. We hebben een fraai uitzicht op de schaars en nog schaarser geklede zonnekloppers op het strand en op de zeilers en de zwemmers in zee, die niet weten wat ze vandaag hebben gemist maar daar ook niet om malen.