Om 6 u gaat de wekker op mijn gsm in hotel Calypso. Tijd om op te staan, ons wat te verfrissen en in te pakken. Om half zeven staat de gepensioneerde baas van het hotel ons al buiten op te wachten met zijn bestelwagen. Daar laadt hij onze rugzakken in. Straks brengt hij ze naar de veerboot. Met Pavlos, de eigenaar van hotel Akrogiali, waar we morgenavond zullen overnachten, heeft hij afgesproken dat onze rugzakken in de loop van de dag in Loutro zullen afgezet worden, de aanlegplaats van de veerboot die het dichtst bij Akrogiali ligt. Pavlos zal ze dan met zijn motorboot in Loutro gaan ophalen en naar zijn hotel brengen, enkele kilometers ten westen van Loutro aan de Lykosbaai.
Voor deze service rekenen de twee hoteleigenaars ons niets aan. Het scheelt misschien wel dat Marianne al enkele keren bij hen verbleven heeft. Om onze bagage van Sougia naar de ferry naar Agia Roumeli te brengen, vroeg de baas van hotel Irene één euro per rugzak. Nu ja, de man moest het transport naar de ferry dan ook met zijn brommertje doen.
De rijzige grijze baas van hotel Calypso wordt emotioneel als we afscheid nemen. Hij omhelst de vrouwen en schudt de mannen stevig de hand. De zeventiger hoopt ons een van de komende jaren nog eens terug te zien in Agia Roumeli. Tegen dan zullen zijn zoons wellicht helemaal zonder hem het hotel runnen. Tijd om afscheid te nemen. ‘Over enkele jaren keren we terug’, beloven we. Dan vertrekken we op tocht. We dragen dagrugzakjes, met wat drinkbussen en het hoogstnodige voor één nacht. We hebben een hotelletje geboekt in het piepkleine Agios Ioannis, ongeveer 800 meter hoog in de bergen. We steken het brugje over waaronder het riviertje van de Samariakloof naar zee stroomt. We passeren een camping met trekkerstentjes onder de bomen. Er is nog geen teken van leven te bespeuren.


Mijn maag knort als we de E4 verder oostwaarts volgen langs de kust. Het plan is om te ontbijten aan de taverne naast het oude kerkje van Agios Pavlos. Van daar volgen we dan verder de E4 tot we een zijpad bereiken dat naar Agios Ioannis leidt. Vanaf de camping golft het pad gezapig langs de kustlijn. Maar de zware dag van gisteren zit nog in mijn benen. Het wandelingetje van vier kilometer tot aan Agios Pavlos is toch lastiger dan verwacht.
We moeten toch weer wat over en tussen rotsen klauteren en ploeteren door wegzakkende kiezels of zand. Ook zo dicht bij de kust zijn er enkele steile afdalingen en bestaat de ondergrond soms uit los steenpuin of grote rotsblokken. Iets na achten horen we geitenbellen en zien we in de verte de taverne Saint Paul en erachter het kerkje Agios Pavlos liggen, een van Kreta’s meest fotogenieke Byzantijnse kerkjes langs het strand.
Eerst lopen we het terras van de taverne Saint Paul op, waar al een koppel en een Nederlandse vader met zijn zoon aan het ontbijten zijn. In de taverne kan je ook kamers huren, om eens een nacht door te brengen in een compleet lichtloze omgeving, ideaal om de magistrale sterrenhemel boven dit verlaten stukje Kreta te bewonderen. Ook nu is er op het mooie en uitgestrekte strand van Agios Pavlos niemand te bespeuren. Dat komt natuurlijk omdat deze plek zo moeilijk bereikbaar is. Het strand ligt aan de uitgang van de Eligiakloof. Je kan er alleen met een bootje of te voet geraken. Via de E4 geraak je langs de kust naar het strand vanuit het westelijk gelegen Agia Roumeli en het oostelijke dorpje Loutro, waar er verbindingen met de veerboot naar de bewoonde wereld zijn. Ook in de Eligiakloof loopt een pad door de Witte Bergen dat hier en daar vertakkingen heeft. Maar om van daar op een berijdbare weg te geraken moet je nog langer dan langs het kustpad hiken.
In de taverne bestellen we alle vier omelet als ontbijt. Na een dik kwartier komt de patron met de eerste twee eiergerechten, brood en koffie aanzetten. Tien minuten later volgt het tweede koppel omeletten. Ze hebben waarschijnlijk maar twee vuren in de keuken, bedenk ik. Het is onwaarschijnlijk dat op deze plek een taverne is waar je niet alleen iets kunt drinken, maar je ook kunt ontbijten en eten. Een deel van het menu is op een rots geschilderd.
Het Byzantijns kerkje dat zo’n honderd meter verder op het strand staat, is ongeveer duizend jaar oud. Het is waarschijnlijk gebouwd met stenen die ter plaatse op het strand werden verzameld. Agios Pavlos is Grieks voor Sint-Paulus. Volgens de overlevering is het kerkje opgetrokken op de plaats waar de apostel Paulus omstreeks 59 na Christus in Kreta aan land ging, al bestaan daar geen bewijzen van. Het kerkje bevat nog enkele goed bewaarde fresco’s uit de dertiende eeuw.



Na de bezichtiging van het kerkje klimmen we een zandduin op die ons weer op de E4 brengt. Marianne ondervindt hinder van haar knieën, zowel de goede als de slechte. Ook in haar enkel schiet er af en toe een stekende pijn, wellicht een scheut die terugkeert bij dezelfde voetbeweging. Na een kilometer behoorlijk vlak wandelen met rechts van ons de kust en onder het lover van naaldbossen, staan we voor een splitsing op de E4. Rechtdoor loopt het pad verder naar de baai van Marmara, aan de monding van de Aradenakloof, en van daar verder naar het kustdorp Loutro. Wij moeten links af, steil omhoog tegen de beboste bergflank naar het bergdorpje Agios Ioannis. Er komt net een Duitse hiker met een hoed op zijn hoofd het pad afgedaald. We groeten elkaar en hij wenst ons goede moed bij de steile klim.

Het klimmetje is inderdaad nijdig. Over een afstand van een kilometertje stijgen we van 100 meter naar bijna 600 meter hoogte. Daar komen we aan een hoogvlakte en dwarsen we een weg. Hier is het gelukkig minder steil. Intussen hebben we weer honger. We picknicken onder een grote den en zien een hop overvliegen. Na de lunch loopt het pad wat minder op en neer. We passeren links van ons een kapelletje en enkele honderden meters verderop zien we rode daken. Een kwartiertje later lopen we het dorp in. Er staan amper huizen maar nog drie kerkjes in dit godvergeten gat op 800 meter hoogte.


Alonia Guesthouse is de ideale uitvalsbasis voor trekkings in de Witte Bergen. De eigenaar van het gastenverblijf is er niet, maar op het door bomen tegen de zon beschut terras met drie tafels zitten zeven andere mensen. Vier Duitse hikers bespreken tochten die ze de volgende dagen misschien nog willen maken. Aan het tweede tafeltje zitten drie Grieken met forse baarden bier te drinken en dingen te bespreken waar wij het raden naar hebben. Het zijn herders, boeren of jagers, vermoeden we, op basis van hoe ze gekleed zijn. We schuiven bij aan het vrije tafeltje naast hen. De vrouw van de eigenaar neemt onze bestelling op en geeft ons onze kamersleutels. We drinken een biertje en Erwin en ik elk nog een tweede. Dan gaan we naar een bijgebouwtje achterin, waar in oude paardenstallen comfortabele kamers zijn gemaakt. Het stortbad doet deugd en we beslissen nog een middagdutje te doen.


’s Avonds aperitieven we weer op het terras. Rondom ons zien we hoog in de lucht lammergieren wieken. Rond het huis nestelen er tal van distelvinken. Zwaluwen en mussen vliegen af en aan van de olijfbomen naar nissen en holten in de muur en onder de dakrand van de gelagzaal van de doening, waar alleen ’s winters het avondmaal geserveerd wordt. Dan zijn er vooral Kretenzische families te gast, voor een weekendje sneeuwpret, om er kerstvakantie te houden of nieuwjaar te vieren in een bijzonder kader. Marianne en ik eten een lekkere huisgemaakte lasagne, Erwin en Christel eten er lamsvlees. De bijdehandse dochter des huizes komt met een rode wijn aanzetten die we mogen proeven. Althans, ze noemt de wijn rood terwijl de kleur veeleer lichtbruin is. Hij smaakt echt niet naar wijn, vinden we. Geen erg, antwoordt ze met een brede lach op haar gezicht, nu weten we dat ook. Ik heb het gevoel dat zij al veel langer wist dat het bruine vocht niet te drinken is. In de oude paardenstallen slapen we als roosjes. De sterren staren teder.