De E4 is een Europees wandelpad van meer dan 10.000 kilometer. Het start in Tarifa, een klein stadje op het zuidelijkste punt van Spanje en Europa, in de regio Andalusië. Het pad loopt door Spanje, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Griekenland en eindigt in Cyprus. De route door Roemenië en een deel van Bulgarije is (volgens Wikipedia) nog niet helemaal uitgezet.
In Griekenland springt de E4 van het zuidelijke Gytheon naar Kastelli Kissamou op Kreta. Het pad loopt verder naar het zuiden, naar het wondermooie Elafonisi in het westen. Van daar gaat het naar het oosten tot in Kato Zakro, waar het terug noordwaarts buigt tot Sitia. In Sougia zijn er noordelijke en zuidelijke zijtakken. De noordelijke gaan door de Witte Bergen, waar we het stuk tot aan het zadel van de Gingilos hebben gevolgd (zie https://peterdejaegher.com/2022/07/04/stekels-op-de-gingilos/). De zuidelijke tak volgt de kustlijn langs een ruw kliffenpad. Beide aftakkingen zijn zo’n 320 kilometer lang. Heel wat informatie over de E4 en de verschillende etappes in Kreta vind je op https://www.destinationcrete.gr/nature/e4-european-trail/.
Erwin en ik hebben onze zinnen gezet op de kustroute die van Sougia naar Agia Roumeli voert. Daar hebben we voor ons vier kamers geboekt in hotel Calypso, een plek waar onze vrouwen jaren geleden gecharmeerd werden door de eigenaar en zijn zoons. Vanuit Sougia is dat echter een behoorlijk zware en lange kliffenwandeling van 20 kilometer. Rother raadt de etappe alleen aan voor ervaren bergwandelaars in uitstekende conditie. Veel water meenemen, raadt de wandelgids aan. De auteur van de gids suggereert minder getrainde wandelaars ook om de tocht in twee dagen te doen. Halverwege kan je dan overnachten op een strandje.
Marianne heeft voor Erwin en mij nog een betere suggestie: de tocht van dik tien uur inkorten door een motorbootje te huren. Als we een bootje vinden dat ons van Sougia naar Kaap Tripiti vaart, wordt de tocht met zowat twee vijfden ingekort. Een bootje vinden is voor de hoteleigenaar van Santa Irene klein bier. Hij fikst voor ons een kapitein en een bootje, dat ons van het vissershaventje van Sougia voor 50 euro afzet in de baai van Tripiti.


Om zoveel mogelijk de hete middagzon te vermijden, spreken we al om 7 uur ’s morgens af met onze kapitein. Zo vroeg op de dag zijn we de enige passagiers aan boord. Het kleine bootje ploegt dapper door de golven. Een half uurtje later zijn we in Tripiti. De boeg van het bootje deint op en neer terwijl Erwin en ik veilig op de piepkleine steiger proberen te springen. Als we afgezet zijn schakelt de kapitein in achteruit en wordt de afstand tussen de steiger en de boeg langzaam groter. Tot Erwin ineens naar zijn fototoestel aan zijn schouderriem grijpt, naar de kapitein zwaait en roept dat hij iets vergeten is. Gelukkig heeft de kapitein de gebaren gezien. Hij zet de boot terstond terug in vooruit. Erwin was het kapje van zijn fototoestel vergeten.
Eens aan wal vinden we snel de geelzwarte palen die de E4 markeren. Het pad slingert omhoog langs de steile kliffen. Hier en daar is het pad smal en brokkelig met losliggende stenen. We kijken soms wel twintig meter in de diepte naar rotsen, stenen en de zee. Dit is geen pad voor wie hoogtevrees heeft. Nergens zijn er relingen, kabels of kettingen om je houvast te geven. In de Ardennen zijn er voor veel ongevaarlijker paden omheiningen geplaatst of trappen aangelegd. Nog een geluk dat we sommige halsbrekende toeren niet met onze zware rugzakken moeten uitvoeren. De grote rugzakken gaan van Sougia samen met Marianne en Christel op de ferry naar Agia Roumeli.
De geelzwarte palen van de E4-route staan behoorlijk ver uit elkaar. Het is niet steeds mogelijk om van de ene paal of gele verfstreep al de volgende te bespeuren. We moeten regelmatig gokken: zitten we nog op het goede pad, of zijn we op een geitenpaadje beland? Zeker op de schraal begroeide kammen met stekelige struiken lopen we al eens enkele decameters verkeerd vooraleer we terug het goede spoor terugvinden. Zo ’s morgens in de vroegte is de temperatuur nog heel draaglijk. Maar de inspanningen op het zware terrein zorgen ervoor dat het zweet ons van het lijf drupt.



Vanuit de hoogte zien we na een uur of twee klimmen en dalen een verlaten strandje van keien voor ons uit liggen. Dat moet het strand van Domata zijn. We moeten eerst een flink stuk dalen tot we zo’n tweehonderd meter voor het strand in de Kladoukloof uitkomen. Pas als we echt op het keienstrand staan, zien we dat het niet helemaal verlaten is. Een hiker heeft er overnacht. Hij knikt ons toe terwijl hij zijn tentje aan het opbreken is.
Erwin en ik spreken eerst onze knapzak en drinkbus aan. Intussen is de hiker in zijn blootje de zee in gegaan voor een ochtendzwemmetje. Daar hebben we ook wel trek in. Ik speel in een wip mijn kleren uit en wiebel over de keien de zee in. Erwin volgt. We zwemmen een minuutje of tien en laten ons dan drogen op het strand. Intussen is er een motorbootje onze richting uit aan het varen. We zien nochtans nergens aan het strand een steiger. Maar de kapitein kan zijn passagiers ook zonder steiger afzetten. Een oudere man en twee jonge vrouwen, klauteren uit het bootje in het ondiepe water dat net boven hun knieën golft. Zo waadt het trio een voor een het strand van Domata op. De drie leggen hun rugzakjes op een hoopje, trekken hun T-shirt en watersandalen uit en gaan meteen terug de zee in om te zwemmen. Hun zwempak hadden ze al aan.
Terwijl de drie nog aan het zwemmen zijn, kramen Erwin en ik op. Enkele honderden meters verder wijst een E4-paal het binnenland in. Het pad gaat weer de hoogte in over kale rotsen, waar de zon hoog genoeg geklommen is om al haar hitteduivels op onze al afgepeigerde lijven te ontbinden. Het pad loopt nu van de kust weg en klimt steil van zeewaterniveau naar een hoogte van meer dan 500 meter. Gelukkig priemt de zon hogerop niet meer door de bomen. Voor een korte tijd, helaas. Wat verder puffen we weer op een nieuwe hoogvlakte waar de lagere begroeiing geen zonnestralen meer tegenhoudt. We zitten inmiddels over de helft van onze route.



Maar de tweede helft van de pittige kliffenwandeling wordt een nijdige klovenwandeling, van hoogten met fraaie uitzichten op de kust en de zee over een handvol afdalingen naar een droge bedding. We dalen af langs brokkelige paden en klimmen daarna weer over gevaarlijke passages tot aan plateautjes met lage begroeiing. Na de tweede kloof draait het pad weer richting kust. Een van de laatste afdalingen loopt over een steile steenpuinvlakte met rollende stenen, een levensgevaarlijke route waar we bovendien het geelzwarte E4-spoor enkele honderden meters kwijt geraken.
De zware tocht laat in mijn spieren sporen na. Het laatste deel van de tocht, op de flank van de hoogten achter het langgerekte strand van Agia Roumeli, zien we af. Maar gelukkig blijven we ongeveer op dezelfde hoogte lopen. Eindelijk zien we door de bomen tekens van bewoning en dalen we naar het kustdorp op het eind van de Samariakloof. Opgewekt lopen we terug het ons al bekende Agia Roumeli in. Vijf minuten later zitten we op het terras van Hotel Calypso. Het is half twee ’s middags, we hebben er zes uur over gedaan.



Een van de twee obers die op het zowat lege en grote terras rondhangen, komt op ons toegelopen. ‘Ha, jullie zijn gearriveerd’, zegt hij in het Engels, alsof we oude bekenden zijn. ‘Jullie vrouwen zijn hier al, ze zijn in ons nieuw gebouw’. Marianne en Christel waren al een poos gearriveerd met de ferry uit Sougia. Een van de obers had alle rugzakken tegelijk op zijn rug genomen en ze afgeleverd in de gloednieuwe kamers van het bijgebouw van de Calypso. ‘Geef ons eerst maar een mythos, we gaan daarna wel douchen’, zeggen we aan de ober. ’s Avonds zullen Erwin en ik op hetzelfde terras zwaardvis eten. Met zo’n tocht in de benen konden we een stevige vis wel smaken. ’s Anderendaags moeten we weer vroeg uit de veren. We verkassen naar Agios Ioannis, terug de bergen in.
Prachtig luc
LikeGeliked door 1 persoon