De langste tocht was meteen ook de laatste. Van Hotel Le Châtelet stapten we naar het twee kilometer oostelijker gelegen Saint-Paul-de-Fenouillet, om daar een heuvelkam te beklimmen die ons terug helemaal naar het westen zou voeren. Het doel van de tocht was de katharenburcht van Puilaurens. Daar zouden we nooit aankomen.
In het aan de voet van de burcht gelegen dorpje Puilaurens zouden we, uitgeput van de dorst en scheef lopend van vermoeidheid, collectief beslissen de klim naar het nog enkele honderden meter hoger gelegen kasteel aan ons voorbij te laten gaan. In de plaats daarvan strompelden we, toen duidelijk was dat er geen café te vinden was, meteen in zuidelijke richting naar onze laatste overnachtingsplaats van dit jaar in katharenland: B&B La Folie.
Daar zegen we neer op een picknickbank op het terras. Een beminnelijke Engelse vrouw met een gulle lach die harder klaterde dan de rivier achter de B&B, heette ons welkom. Op onze bede kwam ze prompt aandraven met van die Franse Kronenbourg-pilsjes met draaikroonkurk, een vrieskoud koppel per kop. Volgens mijn Polar had ik op dat moment 33 kilometer op de teller, terwijl de gpx die Marianne op mijn OsmAndMaps had gezet, maar 26,9 kilometer aangaf.
Dat kwam zo.
Het beloofde een bijzonder warme dag te worden, die laatste. Europa kreunde naast het in onze contreien onzichtbare virus, onder een zoveelste hittegolf. We vonden het knap vervelend dat we niet meteen het hotel konden uitlopen, de D117 en de spoorweg oversteken, de op de helling rustende wijngaarden op lopen en dan op kompas door het bos de hoogte in klimmen. Want achter het bos wachtte een steile rotswand. Zo eentje waar je zonder koorden, klimmateriaal en een gebrevetteerde voorklimmer niet op geraakt.
Dus moesten we wel een omweg nemen. Terug die nutteloze kilometers naar Saint-Paul-de-Fenouillet en dan weer gestaag stijgen tot we via de kammen onder ons opnieuw Le Châtelet zouden zien liggen. Het pad dat langs die heuvelrug slingerde was niet bewegwijzerd en soms maar amper te onderscheiden van de rotsige bosgrond. Uiteindelijk kwamen we op een ander pad dat nu eens met gele dan weer met oranje strepen op bomen en stenen was gemarkeerd.
Maar daarna misten we ergens een afslag naar rechts. Na meer dan een halve kilometer steil dalen zagen we op de wandelapps ons bolletje de verkeerde kant uitlopen. Terug omhoog, dan maar. Een stom plakkaat met toeristische info moest ons blijkbaar hebben afgeleid, want daar zagen we de gemiste afslag nochtans duidelijk gemarkeerd.
Gelukkig werd het pad nu breder en makkelijker begaanbaar. Aan een afslag aten we onze lunchpakketten op en we dronken veel, want het was heet. Ik ontdeed me van mijn kletsnatte T-shirt en hing die aan mijn rugzak. Dat ik pas de laatste dag moest ontdekken dat met ontblote torso lopen veel aangenamer wandelt!
In Fenouillet gingen we de Gorges de Jaume in, een kloof minder diep en spectaculair dan de Galamus, maar toch met een riviertje en een pad dat over heel wat aangelegde bruggetjes en passerelles passeert. De wanden van de kloof zorgen ervoor dat ze schaduwrijk blijft, met veel mos op de stenen en een rijkdom aan varens.
Wards ogen speurden meteen naar een mooie plek om te zwemmen of minstens pootje te baden. Die plek zag ik voorlopig niet, dus volgde ik alvast verder het pad terwijl de anderen liever een stukje afdaalden om potentiële bassins te verkennen. Ik vond geen enkele plek ook maar in de buurt komen van de droom in de Agly. Onder het geklater van een waterval klom ik al snel uit de Gorges de Jaume.
En dan moet je wachten natuurlijk. Boven aan de kloof waren dakwerkers rode pannen op het dak van een oude hoeve langs een smalle asfaltweg aan het leggen. Ze waren direct bereid mijn drinkbus bij te vullen. Ik zette me op mijn gat langs de weg. Op een heuveltop verderop zag ik de ruïne van het kasteel van Saint-Pierre de Fenouillet liggen. Ik wandelde wat heen en weer zonder iets interessants te ontdekken en kreeg het al op mijn heupen.
Eindelijk kropen de anderen uit de kloof. We stapten verder omhoog langs de enkele huizen van het gehucht les Bordes. Alweer waren we voorbij een rechtse afslag gelopen, na het huis waaraan enkele jonge vrouwen – wat doen die hier? – in een gezellige klets waren verwikkeld. Gelukkig zagen we ditmaal onze vergissing snel in. Maar de vrouwen waren verdwenen toen we de goede afslag van onze Sentier namen, steil naar de heuvelkam. Na enkele kilometers kregen we eindelijk te zien waar we allemaal naar uitkeken: het silhouet van Puilaurens op z’n pic.
Ook deze burcht ligt hoog op een rotskam, in dit geval boven de vallei van de Boulzane. In de Albigenzer kruistocht was het een kathaarse verzetshaard die het kruisvaardersleger nooit heeft kunnen innemen. Het arendsnest van Puilaurens had een zigzaggende omwalling van negen verdiepingen, chicanes genoemd. Mogelijke aanvallers vormden er voor de boogschutters die zich achter de muren konden verschansen een makkelijke prooi.
Maar ook wij hebben de burcht dus niet veroverd. Zo eindigde onze tocht dit jaar met een wonderlijke afsluiter in La Folie, op het terras bij enkele biertjes, in het gezelschap van Lisa en Kevin en hun hond, een voor dieren als everbiggen en andere honden dodelijke Mechelse scheper die zo lief is voor mensen dat hij onze bezwete benen en armen kwam aflikken.
Voor reizigers in de Languedoc is La Folie een aanrader: alle comfort, ruime kamers met badkamer, een dakterras met uitzicht op het kasteel, in de duisternis feeëriek verlicht, en een ongelofelijke table d’hôtes, 25 euro per persoon, met blanquette als apero, voorgerecht, hoofdschotel en dessert, alles zoveel mogelijk op basis van eigen kweek, eigen pluk of lokale producten. De rode, witte of rosé streekwijn gutste naar believen uit de flessen en zelfs het huisgemaakte degustiefje was inbegrepen. En, bijna vergeten, ook het water was gratis en de pintjes waren on the house. We moeten er echt afgepeigerd hebben uitgezien.
Onafwendbaar kwam op onze laatste halte corona opnieuw top of mind te staan. Lisa had al bij het aperitief verteld over de strenge regels van de Franse lockdown in het voorjaar. Ze mocht bijvoorbeeld maar één keer per dag de hond uitlaten, binnen een straal van één kilometer rond het huis, als ze een te downloaden overheidspapier op zak had dat die verplaatsing verantwoordde. ’s Avonds bogen we ons noodgedwongen over onze passenger locator form. Geen van ons keek uit naar de vlucht terug van Carcassonne naar Charleroi, in die ongemakkelijke, smalle stoeltjes van Ryanair, happend naar lucht onder een aansluitend FFP2-mondmasker, voor een betere veiligheid.