De invasie van de kansarme doelgroepen

Het KlaraFestival ging van start met een opvoering van de Barbier van Sevilla, niet van Rossini maar van een zekere Giovanni Paisiello. Van die laatste had de Grijze Man nog nooit gehoord en de specialisten op de cel Cultuur eigenlijk evenmin. Daarom vond hij het niet zo erg dat hij die ongetwijfeld originele productie aan zich moest laten voorbijgaan. Maar hij lukte er wel in om een ander bijzonder concert van het festival bij te wonen.

Een concert waarmee de organisatoren samenwerken met diverse organisaties die zich inzetten voor wat men vroeger armen en tegenwoordig kansarme doelgroepen noemt. Een geweldig idee, dacht de Grijze Man, om die mensen ook eens toegang te verlenen tot het Paleis van de Schone Kunsten. Waar ze zich een avond mogen neervlijen op de al lang niet meer zo comfortabele klapzetels die vooral tegen de balkonrand echt ongemakkelijk zitten. Waar ze kunnen proeven van een echte receptie. Waar hen bij het buitengaan een gratis cd van een opname van de 9de symfonie van Dimitri Shostakovich uit de festivaleditie van 2013 gratis in de handen wordt gestopt. En dat allemaal voor de prijs van 1 euro.

Hoewel het voorgaande er niets mee te maken heeft, kreeg de Grijze Man meteen het idee om zijn echtgenote mee te vragen, bij wijze van verrassing. Zeker met het aangekondigde programma voor ogen, kon dat wel eens een prachtige belevenis worden.

Gelukkig beschikt de echtgenote meestal over meer gezond verstand dan de Grijze Man zelf. Hoewel ze wist dat er bij een receptie in Bozar gewoonlijk ook hapjes te verkrijgen zijn, verkoos ze toch vooraf met de Grijze Man een avondmaal te nuttigen in het Muntpunt-café. Hoe wijs!

De receptie voor de kansarme doelgroep was niet op de maat gesneden van het publiek dat doorgaans Bozar frequenteert. Een hele lange en grote zaal waarin net niet verscholen twee schrale standjes stonden opgesteld met rode en witte wijn, water, cola en fruitsap. De kelners die zich gewoonlijk reppen om glazen van de gasten gevuld te houden, haastten zich nu om de lege glazen op te halen, alsof ze vreesden dat die in een of andere tas zouden verdwijnen.

Hapjes, laat staan een buffet of zo, dat wel eens bij andere gelegenheden aan speciale gasten wordt aangeboden? De Grijze Man zag ze niet. In de verte ontwaarde hij wel iets wat men met wat verbeelding eten kan noemen: bloedrode zakken zoute chips van Lays waren her en der op de tafels gezet. Zou Lays het concert misschien sponsoren? Neen, het chipsmerk stond niet vermeld in de programmabrochure.

Ongemakkelijk bewoog de Grijze Man zich door het verscheiden publiek. Opgemaakte dames naast vrouwen met vettig haar. Mannen in pak naast mannen in hoodie, zoals de Grijze Man, die zich in tegenstelling tot zijn vrouw niet had opgekleed. Oud en jong, mensen wiens gebit onder de handen van een orthodontist was gepasseerd en anderen met tanden brokkelig als oude Hollandse kaas met gaten. Blanke mensen en gekleurde mensen. Rauwe dialectsprekers uit de Vlaanders en allochtonen die geen woord Nederlands verstonden.

De Grijze Man keek rond en zag geen bekende gezichten om zich van zijn onwennigheid te ontdoen. Gelukkig beschikt zijn echtgenote over het talent om snel contact met vreemden te leggen. Ze bewoog zich naar zo’n hoog tafeltje met een zwart laken rond waarmee recepties vaak zijn bemeubeld en knoopte meteen een gesprek aan met twee zwijgende mannen met een pikzwarte huidskleur die daar al even schichtig als de Grijze Man de zaal stonden in te kijken.

Het bleken vluchtelingen te zijn uit Ethiopië en Eritrea. Ze verbleven al drie jaar in ons land. Ze hadden dankzij het OCMW een onderkomen gevonden in Wemmel. De ene zei dat hij alleen Frans sprak en de andere zei dat hij alleen Engels sprak. Op de vraag hoe ze dan met mekaar konden converseren, keken ze elkaar aan en haalden de schouders op. De twee nieuwe Vlamingen hadden elk een papier voor zich liggen van het Wemmels OCMW. Dat had hen pas die namiddag voor het avondje uit uitgenodigd. Het papier gaf een gedetailleerde uitleg over het concert dat ze mochten bijwonen. Alleen in het Nederlands.

Hadden ze dan geen Nederlands geleerd, vroeg de vrouw van de Grijze Man, die een uitmuntend talenleerkracht is. Ze had nog niet zo lang geleden Nederlands als Tweede Taal gegeven aan nieuwkomers die in Aarschot en omstreken een nieuwe toekomst trachten uit te bouwen. Ze knikten allebei van ja. Lang geleden, de basiscursus. Maar ze waren alles alweer vergeten want in Wemmel was er, behalve in het OCMW, haast niemand die met hen Nederlands sprak.

De vrouw van de Grijze Man knikte begrijpend, niet alleen omdat ze van nature empathisch is, maar ook omdat ze effectief het probleem herkende vanuit haar professionele ervaring. Zelfs in het Aarschotse maken de Vlaamse ingezetenen van een gesprek met nieuwkomers liever gebruik om hun Frans of Engels te oefenen dan om hun nieuwe medeburgers oefenkansen Nederlands te bieden.

Twee jonge collega’s van de Grijze Man, een witte en de andere met een bruine huidskleur, sloten zich bij het gezelschap rond het tafeltje aan. Ze waren alle twee woonachtig in het Antwerpse en werkten op de cel Brussel. De vrouw van de Grijze Man zorgde ervoor dat het gesprek geanimeerd verliep.

Nog een derde kerel met een hoodie kwam de gezelligheid vergroten. Hij was een Westvlaming die met ziektepensioen was geplaatst door de spoorwegen. Terwijl de Grijze Man, hoodies en West-Vlamingen onder elkaar, de nieuwkomer vroeg hoe hij dat voor elkaar had gekregen, zo lang arbeidsongeschikt zijn dat de spoorwegen hem met pensioen hadden gestuurd, bespraken de collega van Pakistaanse origine en de echtgenote de voordelen van een vakantie in Cuba.

Vanop vele meters afstand zag de Grijze Man een keurig geklede heer met een dikgerande bril die hem aan de jaren vijftig deed denken en blond haar door de massa zijn richting uit waden. Hij werd gevolgd door een lieftallige even blonde vrouw. Ze deed hem denken aan de edelvrouw Machteld uit ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Hendrik Conscience. De Grijze Man slaakte een kreet van herkenning als het duo zijn tafeltje passeerde. ‘Hé, dag Ben!’

De aangesprokene draaide zijn hoofd en herkende op zijn beurt de Grijze Man uit een vervlogen leven waarin ze elk in andere professionele hoedanigheden af en toe met elkaar te maken hadden. Het was de Vlaamse minister van Mobiliteit en nog een rist Aangelegenheden die de Grijze Man nu even niet wist op te sommen. Met in zijn kielzog zijn echtgenote Marijke. De minister was op weg naar het spreekgestoelte om het verzamelde volk toe te spreken.

En dat deed Ben wat later met verve. Hij stelde zich voor als de minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn. Om het ijs te breken erkende hij ruiterlijk dat zijn bevoegdheden niets te maken hadden met zijn aanwezigheid. Hij legde uit dat hij een andere belangrijke minister verving die omwille van ambtsverplichtingen was verhinderd.

Minister Ben vond het initiatief geweldig. Zelf, zo vertelde hij zonder op zijn blad te kijken, kon hij ook zijn zorgen vergeten bij het bekijken van een mooie film of een goed concert. In een adem sprak hij de hoop uit dat zijn toehoorders vanavond ook van dat zalige gevoel zouden kunnen genieten. Hij had het nog over cultuur als verbinding tussen alle mensen in een gemeenschap. Hij zei dat cultuur cement was en even later noemde hij cultuur maïzena. Van een snelle transformatie gesproken, dacht de Grijze Man.

Niet lang daarna mocht het publiek gelukkig zijn plaatsen opzoeken in de zaal. De Grijze Man en zijn echtgenote kregen plaatsen toegewezen twee rijen achter de minister en een provinciegouverneur die klaarblijkelijk ook van de partij was, naast nog wat andere belangrijke mensen uit verschillende hoge omgevingen. Naar gewoonte genoten ze allen van een uitstekend uitzicht op het spektakel.

In de programmabrochure stonden nog twee boodschappen van andere ministers. Eentje daarvan herkende de Grijze Man. Beide voorwoordjes waren gelijksoortige boodschappen als degene die de minister van Mobiliteit Etc. had verteld. Zij het dat deze voorwoordjes in een wat omfloerstere taal waren gesteld, want wie al eens met kansarme doelgroepen omgaat, weet dat zij niet graag worden gestigmatiseerd.

Eindelijk begon de voorstelling. Ze was het wachten meer dan waard, vond de Grijze Man. westsidestoryOp het witte doek werd een oude film uit 1961 gespeeld. Toen was zelfs de Grijze Man nog niet geboren. De verfilming van een musical uit 1957, West Side Story, was gebaseerd op het ultieme onmogelijke liefdesverhaal Romeo & Julia van Shakespeare. Vertaald naar het New York van de jaren vijftig dan, waar de geliefden telgen waren van twee verschillende jeugdbendes, de Jets en de Sharks, die om de macht in de wijk wedijverden.

De filmmuziek van Leonard Bernstein werd prachtig live ten gehore gebracht door het Brussels Philharmonic, een van ’s lands beste orkesten, onder leiding van de Britse dirigent Wayne Marshall. De Grijze Man en zijn vrouw verveelden zich geen seconde. De Grijze Man slaagde er zelfs in om niet in slaap te vallen. Tijdens de pauze loodsten zijn collega’s de Grijze Man en zijn vrouw een afgeschermde ruimte binnen waarvoor je een speciaal toegangsbewijs nodig had. De drankjes waren er gratis en er bevonden zich veel opgedirkte dames en maatpakken in de zaal maar geen hoodies meer, op de Grijze Man na.

Het tweede deel van het concert was zo mogelijk nog beter dan het eerste. Er zat ook meer spanning en dramatiek in de film, waar in de finale bloed vloeide en in de zaal tegen het einde aan ook wat traantjes. Toen de MGM-leeuw de laatste keer brulde, was de vrouw van de Grijze Man bij de eersten om geestdriftig recht te springen.

De hoop van de Grijze Man bij het begin van de voorstelling was bewaarheid geworden. Met het minuten later uitdovend applaus daalde een golf van tevredenheid over hem neer. Ze vond het een fantastische avond. Buiten werden de kansarme doelgroepen door assistentes met bordjes opgewacht om naar bussen te worden geëscorteerd die hen naar hun eigen woonplaats terug zouden voeren. De vips waren nog uitgenodigd op een walking dinner.

De Grijze Man keek eens naar de cd die hij had gekregen. ‘Oei, dit ziet er een kelderrestje uit’, smaalde hij. ‘Nee, nee’, repliceerde zijn vrouw. ‘Het hoesje heeft dezelfde affiche als de programmabrochure.’ Ze keerden zoals de meeste kansarme doelgroepen blijgezind huiswaarts. Op de brochure en het hoesje stond een vrouw met rood haar afgebeeld en het motto If love could be.

Dit bericht werd geplaatst in De Grijze Man, kunst, samenleving en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie