Para’s in Antwerpen en tegen de CCC

De paracommando’s verschenen gisteren voor het eerst in de straten van Antwerpen. Dat was geleden van halverwege de jaren tachtig, toen de CCC het land terroriseerde. Wie weet het nog?


Het waren de rode mutsen van het 3de Para uit Tielen, die Antwerpen bewaakten. De militairen in Brussel met hun varkensgroene mutsen waren geen para’s of commando’s maar Ardense Jagers, een Franstalige eenheid. Hun groene baret heeft een bijzonder lang uitgevallen flap en een insigne met een everzwijn op. Bij de para’s noemden we die Ardense Jagers, ook een militaire eenheid met een zekere faam, de varkens.

De schrik zit er bij sommigen goed in deze dagen. Van mensen die in Brussel wonen, hoor ik zeggen dat hun vrienden zich afvragen of afspreken in Brussel nog wel zo’n goed idee is. Onze jongste dochter klonk echt ongerust toen bij de gecoördineerde politieactie in Verviers en andere steden doden waren gevallen en niet meteen duidelijk was hoeveel en wat er juist was gebeurd. Vlak na de aanslagen in Parijs vroeg iemand zich af of het feit dat een van de daders zo stom was zijn identiteitskaart in de auto te laten liggen, er niet op zou kunnen wijzen dat het een valstrik was, dat men de politie ergens wilde naar toe lokken om op een nog grotere schaal toe te slaan. En wie zou terroristen in dit open en vrije land kunnen stoppen, vragen velen zich af.

Ik probeer nuchter te blijven en te doen zoals ik altijd doe. Ik herinner me goed de sfeer uit de dagen van de CCC. Niet alleen omdat ik die periode als jonge twintiger bewust heb beleefd. Een tijdje nadat de para’s in het straatbeeld waren opgedoken, moest ik mijn legerdienst doen. Bij de para’s. Wat mijn keuze voor die eenheid betreft, ik herinner me niet dat het een iets met het ander te maken had.

Ik herinner me wel dat het idee om militairen in te zetten voor bewakingsopparasinantwerpendrachten ook in 1985 niet onomstreden was. In een hoofdstuk van het boek over mijn opleiding bij de para’s waarvoor ik ooit een uitgever hoop te vinden, beschrijf ik die panieksfeer bij de overheid.

Ach ja, beste lezer, waarom kopieer ik dat hoofdstukje uit mijn boek niet hieronder, bij wijze van voorpublicatie zullen we maar zeggen? Voor een goed begrip: het onderstaande is een discussie tussen de kandidaat-paracommando’s in opleiding tijdens een eerste mars, naar aanleiding van het nieuws over de aanhouding van Pierre Carette, de leider van de Cellules Communistes Combattantes, in een Quick-restaurant in Namen op 16 december 1985. Omdat het stukje, op de feiten over de CCC en andere actuele gebeurtenissen na, natuurlijk fictie is, zet ik het in cursief:
‘Heb je ‘t gehoord ? Ze hebben de CCC te stekken !’ Adriaenssens klinkt alsof Club Brugge Anderlecht heeft ingeblikt met forfaitcijfers. Hij heeft het nieuws ’s middags opgepikt aan de latrineblok, van een of andere PSL die niets anders te doen heeft dan de godganse dag naar de radio te luisteren. De sanitaire blok is de enige plaats waar een kandidaat-paracommando een praatje kan slaan met een PSL, een milicien die ongeschikt werd verklaard om paracommando te worden en het resterende deel van zijn tien maanden in het leger “lichte dienst” moet uitvoeren. Zoals in alle kazernes is het een haard van nieuwtjes en nog meer van geruchten. Het peloton was meteen na de middaginspectie vertrokken voor de eerste mars in volledig operationele uitrusting. Het nieuws ontlokt Gillis een onverwachte reactie.
‘Spijtig!’
‘Wat ? Spijtig ? Jij bent gek zeker ? Sympathiseer jij met die extreemlinkse terroristen ?’ Gillis steekt zijn duimen achter de riemen van zijn tapzak, zoals de kleine rugzak in Marche-les-Dames wordt genoemd, om zijn schouders te ontzien. Het is wennen zo gepakt en gezakt te moeten marcheren.
‘Op deze mars zullen we uittesten of jullie materiaal behoorlijk gefit is’, zei luitenant Vande Putte. ‘Je zal merken dat het noodzakelijk is dat je stormgordel keurig om je lichaam past, dat je schop goed vastgesjord zit aan je gordel, dat de riemen van je tapzak niet te lang maar ook niet te kort zijn, dat de combat shoes ingelopen zijn, dat het riempje van je helm perfect past of hij staat voortdurend te wiebelen op je kop.’
Gillis probeert zich op de CCC te focussen. Hij is geschrokken van de heftige reactie van Adriaenssens, drie plaatsen achter hem in de lange colonne per één waarmee ze het bos door banjeren. Akkoord, zijn antwoord was impulsief en kwam daardoor wat provocatiever over dan hij het bedoeld had. De CCC is blijkbaar een delicaat onderwerp. Hier past een goede uitleg.
‘Natuurlijk zijn de CCC’ers terroristen en dus criminelen’, begint hij met een captatio benevolentiae. ‘Ik heb er geen moeite mee om dat te erkennen. Maar het zijn toch ook atypische misdadigers. Wat heb je allemaal juist gehoord, Adri, je hebt me nieuwsgierig gemaakt.’ Adriaenssens kent niet zoveel details. Dat de vermoedelijke leider van de CCC, een zekere Pierre Carrette of zo en enkele anderen gearresteerd waren in Namen. En dat de CCC, die de voorbije twee jaren een kleine dertig bomaanslagen had opgeëist, nu opgerold zou zijn.
‘Godverdomme Gillis sluit eens aan jong’.parapeter
Hij heeft Verheusden in zijn kielzog. Hij was zo in de ban van de uitleg van Adri dat hij een gat heeft gelaten. Het lopen in colonne per één vergt inspanning en concentratie. Hoewel het maar een mars is van een kilometer of tien, achter de luitenant, heeft hij pijn aan zijn voeten. Vande Putte legt er heuvel op heuvel af flink de pees op. ‘s Morgens heeft peloton 12N in de lessen hindernissenbaan het ‘kiekenkot’ geoefend. Deze hindernis bestaat uit een reeks putten van zo’n anderhalve meter diep achter elkaar aan, waar je moet inspringen, uitkruipen, inspringen, en zo verder tot je uit de laatste put bent. In alle putten stond minstens vijf centimeter water. Iedereen dus een natte broek en natte voeten. Het gevolg is dat heel wat kandidaat-paracommando’s de eerste mars aanvatten met een weliswaar droog maar gloednieuw, nog niet eerder gedragen paar laarzen. Ze hebben de raad van sergeant Vuylsteke om elke dag van schoenen te wisselen en zo hun drie paren in te lopen, in de wind geslagen.
‘Sorry Jos, mijn voetzolen, ik zweer het, ze branden’, excuseert hij zich.
‘Je moet niet aan uw voeten denken, maar aan de man voor u.’ Daar draaft Vuylsteke voorbij met goede raad.
‘Laat hem één meter voor u, niet dichter of je botst ertegenaan, niet verder of je moet je altijd reppen, en iedereen die achter je aanloopt nog meer.’ Vuylsteke haast zich weer naar achteren, om iemand anders op te jagen. De accordeon van de colonne per één zal velen blaren op de voeten opleveren.
Hij draait zijn hoofd voor alle zekerheid even om. Gerustgesteld ziet hij Vuylsteke achteraan de colonne een van de achterblijvers onder zijn voeten geven.
‘Adri, ik heb in Leuven een inhoudsanalyse gemaakt van de verslaggeving in de Vlaamse kranten over die aanslagen van de CCC’, zegt hij, het hoofd half omgedraaid om verstaanbaar te blijven.
‘Luister. De CCC heeft een 25-tal aanslagen gepleegd. Ze beoogde daarmee enkel materiële schade.’
‘En mag dat dan misschien, volgens u?’
‘Neen, dat ga ik niet beweren. Maar ik geef toe dat ik wat sympathie heb voor de CCC, omwille van de doelwitten: een of andere Navo-keet in Brussel, communicatiemasten op de luchtmachtbasis van Bierset, de rijkswachtkazerne van Schaarbeek, o ja, het studiecentrum van de liberalen, een lokaal secretariaat van de CVP, een vestiging van het Amerikaanse luchtvaartbedrijf Honeywell in Evere, …ik vergeet er nog heel wat, ah ja, er was nog dat huzarenstukje tegen Navo-pijpleidingen, met bommen op vijf plaatsen tegelijk.’
‘Jongens hou eens op met dat gezeik, we zijn op mars’, onderbreekt Verheusden. Maar als hij in een politieke discussie op dreef geraakt, is hij niet te stuiten.
‘Het liep alleen mis bij een bomauto voor het gebouw van het VBO in Brussel’, betoogt hij. ‘Daarbij kwamen twee brandweermannen om. Rond de auto lagen pamfletten waarop stond Danger ! Voiture piégée ! Gevaar gepiegeerde wagen ! De daders kenden dus niet cccteveel Nederlands. Uit het onderzoek is gebleken dat de politie een telefoontje had gekregen dat er binnen de tien minuten een bomauto zou ontploffen voor het VBO, zodat ze de straat nog zouden kunnen ontruimen. Wel, de politie heeft nagelaten de brandweer te waarschuwen.’
‘Man man, die kerel is niet te geloven’, zegt Verheusden.
‘Gillis, mijn broek zakt af’, volgt Adriaenssens van enkele meters afstand. ‘Hoe kan je al die aanslagen nu verrechtvaardigen, ook al deden ze hun best om geen onschuldige slachtoffers te maken. Allez, zogezegd toch.’
‘Jij bent nooit tegen de raketten gaan betogen, zeker ?’
‘Ja komaan Marc, denk je nu echt dat die honderdduizenden die tegen de plaatsing van de kruisraketten op straat zijn gekomen het eens zouden zijn met de CCC ?’ Dat is Verbraeken die zich van achter Verheusden ook in de discussie mengt.
‘Hm, neen, maar ik denk toch dat veel pacifisten een beetje sympathie hebben voor die gasten. En als je ziet hoe het establishment tekeer is gegaan tegen de CCC! Het leek wel of de CCC het gemunt had op iedereen, alsof we terug in de Tweede Wereldoorlog zaten.’
‘Gaan jullie nu bijna je kop houden ?’ roept Verheusden.
‘Manu Ruys vroeg zich in De Standaard af of de CCC binnenkort burgers in koelen bloede zou beginnen neerschieten’, gaat hij roekeloos verder, alsof Verheusden niets gezegd heeft. ‘Het establishment gebruikte de pers om van de CCC een veel groter gevaar te maken dan die organisatie in werkelijkheid was, dat is mij opgevallen.’
‘Marc, ik herinner me dat de SP de aanslagen van de CCC even goed veroordeeld heeft. Ik dacht dat de socialisten ook tegen die raketten waren, en tegen de Amerikaanse defensie-industrie en zo’, werpt Adriaenssens tegen.
‘Ja, maar de SP protesteerde vooral tegen het feit dat de CCC het Feest van de Arbeid op 1 mei had misbruikt. Als op het feest van de socialisten aanslagen worden gepleegd vanuit een links gedachtegoed, vrezen de socialisten natuurlijk dat veel kiezers zich ook van de SP gaan afkeren. Dat was volgens mij dus eerder politieke berekening.’
‘Onverbeterlijk, die gasten’, zucht Verheusden.
‘Marc, vind jij dan niet dat de CCC opgespoord, gearresteerd, vervolgd en veroordeeld moet worden, ook al zouden ze geen slachtoffers hebben gemaakt ?’ vraagt Verbraeken. Hij weet even niet wat zeggen, tsjonge, die kleine Verbraeken dringt hem in de hoek.
‘Ja, dat is zo’, geeft hij toe. ‘De samenleving kan zich vrijbuiters die hun doelstellingen met gewelddadige middelen trachten te realiseren, natuurlijk niet veroorloven. Maar ook daar wil ik enkele kanttekeningen bij maken. Er zijn jaarlijks honderden dodelijke verkeersslachtoffers. Waarom past de overheid het verkeersreglement en de wegeninfrastructuur niet aan? Waarom laat ze de politie de naleving van het verkeersreglement niet beter controleren?’
‘Ik ben eens met mijn zatte botten door een nog zattere chauffeur van het fietspad gereden’, brengt Verheusden ten berde.
‘En vind jij het normaal dat de aanslag tegen het VBO, met twee slachtoffers, in onze dagbladen méér aandacht heeft gekregen dan de giframp in de fabriek van Union Carbide, in het Indiase Bhopal? Daar vielen duizenden onschuldige slachtoffers!’ Hij is helemaal opgewonden nu.
‘En nog iets : als we de CCC moeten veroordelen omdat ze schade aanricht aan militaire pijpleidingen, gebouwen en parkings, moeten we dan ook de bedrijven niet voor de rechter slepen die onze beken en bossen vervuilen, die smaak- en kleurstoffen in ons voedsel mengen die kankers verwekken, die sigaretten produceren, waar nu eens niets gezonds aan is om het voor de verandering eens met onze sergeant te zeggen ?’
‘Zeg we zijn hier niet in een politiek debat op tv hoor Gillis !’ roept Verheusden.
‘Hola, hola Gillis !’ klinkt de stem van Adriaenssens, ‘hou op, jij lijkt wel een echte marxist jong! Straks ga je nog beweren dat we de CCC moeten steunen omdat ze impulsen geeft aan de bouwsector !’ Adriaenssens lacht om zijn eigen grap, daarin gevolgd door Verbraeken. Verheusden begrijpt het even niet. Maar Gillis weet nog niet van ophouden.
‘Er schiet me nog iets te binnen, als ik even mag. Waarom horen we zo weinig protest tegen de Verenigde Staten, die als een dief in de nacht mijnen leggen in Nicaraguaanse havens ? En die dan nog durven beweren dat ze de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag hierover naast zich zullen neerleggen! Is dat land ons grote voorbeeld ? Willen we in zo’n onrechtvaardige wereld leven ?’
De vraag blijft hangen tussen de dennenbomen. Verheusden staat stil. Nu laat hij een gat. Hij wist het zweet van zijn voorhoofd en laat een schaterende scheet. ‘Voila zie, dat is wat ik ervan denk.’ Voor en achter hem klinkt gelach. Om niet tegen Verheusden aan te lopen houden Verbraeken en Adriaenssens ook noodgedwongen halt. Johan zucht, fronst zijn wenkbrauwen en legt zijn hand op de schouder van Verbraeken. ‘Willen wij in zo’n onrechtvaardige wereld leven, Peter?’ Ze lachen. ‘Hé Jos, sluit eens aan, platzak. Anders gaan Vande Putte en Vuylsteke onze wereld groot onrecht aandoen.’

Dit bericht werd geplaatst in geschiedenis, paracommando's, politiek en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

2 reacties op Para’s in Antwerpen en tegen de CCC

  1. Anoniem zegt:

    hopelijk kunnen we ooit genieten van jouw boek!
    Laurence

    Geliked door 1 persoon

  2. Mark Van Puymbrouck zegt:

    inderdaad jouw boek zal wel tof om lezen worden…. even zeggen dat 1ste Para uit Diest vele delen bewaakten in Brussel tijdens de CCC…. niet alleen Ardense Jagers…. ik kan het weten. Ik stond in 1985 aan de zijde van de Brusselse rijkswacht als para-commando 11ste compagnie uit Diest. Mark

    Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie